De eerste levensjaren van een baby

Geboorte tot zes maanden

De pasgeboren baby begrijpt aanvankelijk niets van de wereld, maar aangezien zijn moeder hem dag in dag uit op vertrouwde manieren behandelt, begint een patroon te voorschijn te komen. Telkens als zij hem optilt herkent hij de geur en de aanraking en stem, en leert snel dat voeding of troost volgt. Binnen de kleine wereld die zij voor hem creert, "herkent" de baby de moeder op deze primitieve manier en wordt zij de persoon die hij van de andere mensen kan onderscheiden die komen en gaan. Na ongeveer drie maanden herkent hij haar gezicht duidelijk, waar hij daarvoor slechts haar vertrouwdheid herkende en hij antwoordt haar met grotere animatie dan anderen. De eerste zes maanden is de baby vriendelijk en glimlacht naar iedereen en laat het toe om door bijna iedereen te worden vastgehouden.

De ouders vinden het fijn dat zij waarderende commentaren van kennissen krijgen over de vriendelijkheid en goedlachsheid van de baby, maar over het algemeen ontwikkelt de baby geleidelijk aan een meer intense reactie op zijn moeder.

Na ongeveer Zes Maanden

Bij ongeveer zes maanden verandert zijn gedrag vrij dramatisch. Hij klampt zich aan zijn moeder vast: hij wil haar en haar alleen en huilt wanneer vreemdelingen hem benaderen. Zij is zijn toevluchtsoord van veiligheid geworden. De vader en de grootouders kunnen gemeden en vermeden worden. De vader kan zich gekwetst voelen dat zijn baby onwillig is om bij hem te zitten, en de grootouders kunnen in verwarring worden gebracht en zelfs ongeduldig worden dat de baby niet meer op hun knie wil zitten. De baby wil dicht bij de moeder blijven en huilt als ze weggaat. Dit is geen stap achteruit in de ontwikkeling en de baby is niet verwend.

De erkenning van vreemdelingen is een belangrijke stap in baby' s ontwikkeling. Tijdens de vorige maanden had zijn moeder zijn plezier gedeeld en de bezorgdheid, verzorgde hem tijdens ziekte, hielp hem in de geleidelijke beheersing van zijn lichaam, begreep zijn non-verbale mededelingen. Dit en haar fysieke nabijheid heeft haar tot de meest vertrouwde persoon in zijn leven gemaakt, de persoon waar hij het liefst bij is. Nu is hij zich bewust van de wereld buiten zijn moeder, en is daar bang voor en kan dat niet het hoofd bieden. Hij klamt zich daarom vast aan de persoon aan wie hij het krachtigst verbonden is. Alle andere personen zijn ongewenst voor een tijd. Deze fase van " vreemdeling herkenning" kan voor de ouders verwarrend en vermoeiend zijn, maar het is normaal en noodzakelijk voor goede sociale en emotionele ontwikkeling. Het is een eerste stap naar de capaciteit om onderscheid te maken tussen vreemdelingen en degenen waar hij van houdt, een capaciteit om lange relaties later in het leven aan te gaan.

Na ongeveer Negen Maanden

De vrees voor vreemdelingen duurt van twee tot acht weken, waarin de baby zelfs zich van de vader kan hebben teruggetrokken. Maar na acht tot negen maanden zal hij een hechtere band met de vader aangaan. De sterkte van baby's gehechtheid aan hem wijst op de omvang van vader's beschikbaarheid en betrokkenheid. De baby kent de vader en houdt van hem, maar is minder belangrijk dan de moeder, omdat zijn rol als kostwinner betekent dat hij in mindere mate deelneemt aan de zorg voor de baby. Maar de vader wordt steeds belangrijker naarmate de maanden en de jaren voorbijgaan.

Geleidelijk aan krijgt de baby een band met familieleden, en misschien met familievrienden, maar altijd volgens de omvang van hun betrokkenheid met hem. Zijn gedrag naar mensen buiten de familie is gereserveerd. Hij is zich nu scherp bewust van het verschil tussen vertrouwelijke familie, vriendschappelijke kennissen en vreemdelingen. De bloedband heeft geen betekenis voor hem. Zijn band met een naaste buur kan hechter zijn dan met een verre grootmoeder. Tegen het eind van het eerste jaar kruipt de baby en misschien loopt hij, nieuwsgierig over de wereld om hem heen; moedig beweegt hij een paar meter bij de moeder of de vader vandaan, maar keert snel terug naar één van hen als veiligheid wanneer gevaar dreigt, of als hij vermoeid of gekwetst is; hij is vriendschappelijk naar vertrouwde mensen buiten de familie maar niet lukraak zoals toen hij vier of vijf maanden oud was.

Na het Eerste Jaar

Tijdens het tweede en derde jaar wordt het belang van de gehechtheid van het kind aan zijn ouders duidelijker. In zijn relatie met hen begint hij "houden van" aspecten te tonen; Hij wil delen - zelfs als het slechts een hoek van zijn kleverig broodje is; hij toont bezorgdheid als hij denkt dat een ouder ongelukkig is of gekwetst en wil hen beter kussen. Hij begint van hen te houden.

Aangezien hij uit de babytijd groeit, beginnen zijn ouders meer volwassen gedrag te verwachten, en omdat hij van hen houdt, probeert hij te doen wat zij van hem vragen. Er wordt van hem verwacht dat hij geleidelijk aan frustraties leert te tolereren, zindelijk wordt en taal te substitueren voor impulsieve actie. Het kind kan dit waarderen omdat het zijn ouders zijn die dit gedrag van hem verwachten. Hij houdt van hen en wil goed gedrag vertonen - wil in harmonie met hen zijn, wil net als zij zijn. De ouders, omdat zij aan hem gehecht zijn, sympatiseren met de strijd binnen het kind en geven hem tijd om aan de verwachtingen te voldoen; zij zijn geduldig bij terugvallen en geven constante aanmoediging aan zijn inspanningen. Eerst doet hij wat zij van hem vragen slechts omdat zij hem daar aan moeten herinneren; maar op een gegeven moment worden deze gedragscodes eigen voor hem en vormen de basis van zijn sociaal gedrag buiten de familie.