Gedrag: innerlijke en uiterlijke factoren

Inleiding

Gedrag is in alles wat een mens doet. Iets is gedrag als je het kunt waarnemen. Wanneer je met mensen gaat werken is het belangrijk om inzicht te krijgen in het gedrag van de ander. Het handelen van ons bij het werken met mensen is vaak gebaseerd op inzicht dat we hebben op het gedrag van iemand anders. Het inzicht in gedrag is soms niet aanwezig. Dan is het zaak om te gaan observeren om erachter te komen waarom iemand bepaald gedrag vertoond.

Innerlijke en uiterlijke factoren

Voordat je gaat observeren is het handig te weten in welke richting je moet zoeken als het om de oorzaak van gedrag gaat. Als je niet weet in welke richting je zoekt word het heel moeilijk om achter de oorzaak te komen.

Innerlijke factoren

Lichamelijke invloeden (lichamelijke mogelijkheden, eventuele handicaps) Geestelijke invloeden (denken, voelen) Sociale behoeften

Uiterlijke factoren

De fysische omgeving (natuur, klimaat, temperatuur)

De sociale omgeving (dat wat andere mensen om je heen doen en zeggen)

Gedrag zegt veel over jou als persoon. Door middel van gedrag kun je zien hoe het gesteld is met het lichamelijke welzijn, de cognitieve ontwikkeling, de sociale ontwikkeling, de persoonlijkheidsontwikkeling en de belevingswereld van iemand. Uit het gedrag van iemand anders kun je dus veel informatie halen. Het is alleen wel zo dat de oorzaak van gedrag bij iedereen anders kan zijn. Hiervoor zijn geen vaste richtlijnen want wat bij de een wel de oorzaak kan zijn hoeft bij de ander niet zo te zijn.

Stimulus en respons

Gedrag ontstaat nooit helemaal vanzelf. Er is altijd een reden voor een bepaald soort gedrag. Het wordt bepaald door wat eraan vooraf gaat en wat er daarna gebeurd. Gedrag wordt vrijwel altijd uitgelokt. Er moet altijd iets gebeuren voordat iemand erop reageert. Dat wat vooraf gaat word ook wel de stimulus genoemd. Het gedrag dat je vertoond naar aanleiding van de stimulus wordt de respons genoemd. De respons is dus de reactie op de stimulus. Ook heeft gedrag altijd invloed op je omgeving. Als je gaat observeren is het dus heel belangrijk dat je niet alleen maar de situatie zelf observeert maar ook wat daaraan vooraf gaat.

Signaleren van gedrag

Het signaleren van gedrag bij andere mensen is in je werk met mensen heel belangrijk. Signaleren is iets anders dan observeren. Het is ook subjectiever en hierbij ga je uit van je eigen mening en gevoelen. Door dat wat jij signaleert te bespreken met anderen kan je mening of gevoel bevestigd worden. Wat ook een verschil is met observeren is dat je de hele dag door kan blijven waarnemen en signaleren en dat lukt met observeren niet. Observeren doe je alleen als je een doel voor ogen hebt. Van te voren weet je wie je gaat observeren, waar, wanneer en hoe. Door je blijvend bewust te zijn van je waarnemen ben je beter in staat om dingen te signaleren waardoor je beter in staat bent in te spelen op gedrag van de ander.

Waarnemen

Waarnemen is het opnemen en verwerken van de prikkels die je binnenkrijgt. Waarnemen is belangrijk bij het observeren. Als sociaal agogische werker moet je goed kunnen waarnemen omdat je dan ook beter kan signaleren en observeren. Als je niet goed genoeg waarneemt zal je observatie niet volledig zijn of krijg je de verkeerde informatie. Door dit te oefenen krijg je steeds meer inzicht in het gedrag van de ander.

Het waarnemingsproces gaat als volgt:

De prikkels worden opgenomen door je zintuigen. Je zintuigen sturen dit signaal door naar je hersenen. In de hersenen worden deze prikkels verwerkt door middel van gevoelens, gedachten en gedrag.

Iedereen neemt waar op zijn eigen manier. Het is gewoon onmogelijk om alles waar te kunnen nemen. Als we alle prikkels die we binnen zouden krijgen zouden moeten verwerken zouden we er gek van worden en daarom is dit dus onmogelijk. We zoeken de prikkels er selectief uit die voor ons belangrijk of nuttig zijn of zouden kunnen zijn. Dat wat we eruit pikken is afhankelijk van onze psychische toestand (hoe je je op dat moment voelt), onze ervaring, onze instelling (wat je verwacht van iets) en de aard van de prikkel.