Hoe gebeurt een borstreconstructie of borstprothese

Borstprothese

Na het verlies van een borst bij borstkanker heeft de vrouw twee mogelijkheden: of een borstprothese of een borstreconstructie. Dat is geen eenvoudige beslissing voor je verdere leven. Dit artikel probeert je wegwijs te helpen over de mogelijkheden van borstprothesen en borstreconstructie.
 
 

Kiezen voor een borstprothese

Niet alle vrouwen die een mastectomie hebben ondergaan, kiezen voor een reconstructie. Velen opteren voor het dragen van een borstprothese.

  • De prothese bestaat meestal uit een speciaal siliconenmengsel, omhuld met een uiterst dunne en flexibele folie die op huid lijkt.
  1. De prothese kan in de bh gedragen worden of in een hoesje dat in de bh wordt genaaid.
  2. Een andere mogelijkheid is een kleefprothese die tegen de huid plakt. Dit heeft als voordeel dat het gewicht niet aan de schouder hangt maar tegen het lichaam kleeft.
  • Een prothese aanschaffen doet men best nadat de radiotherapie achter de rug is: deze veroorzaakt verhitting van de huid en bij siliconen moet extreme warmte vermeden worden.
  • Ook wacht men best tot na de chemotherapie omdat deze meestal een hormonale verandering veroorzaakt waardoor het volume van de gezonde borst kan wijzigen. Als u zich een prothese aanschaft vooraleer de chemotherapie is beëindigd, zit de kans er dus in dat u zich na de therapie een andere prothese moet aanschaffen om de symmetrie tussen de twee borsten te herstellen.
  • Kiezen voor een uitwendige prothese of een reconstructie is een persoonlijke aangelegenheid waarbij grondig nagedacht moet worden.
  • Om het weefsel te reconstrueren kunnen synthetische implantaten worden gebruikt of eigen lichaamsweefsels van de patiënt.
  • De prothese is bestand tegen transpiratie en geeft geen geur af. Bij een kleefprothese moeten zowel de huid als het kleefvlak met een speciaal product gereinigd en verzorgd worden.

2. Andere mogelijkheid: een reconstructie

  • Borstreconstructie bestaat uit het vormen van een kunstmatige borststructuur op de plaats waar de borst werd verwijderd tijdens een mastectomie (borstoperatie). Deze reconstructie kan gebeuren op het ogenblik van de mastectomie of op een later ogenblik: medische bezwaren kunnen een reden zijn om de twee ingrepen niet gelijktijdig te doen, bijvoorbeeld als er nog bestraling of chemotherapie volgt.
  • Onder het begrip reconstructie vallen ook de reconstructie van de tepel en de tepelhof. Er zijn verschillende technieken om een nieuwe borst, tepel en tepelhof te creëren. Soms worden er veranderingen aan de andere borst aangebracht om symmetrie te bekomen.

Er zijn twee mogelijkheden voor een borstreconstructie

A. Borstreconstructie met prothesemateriaal.

  • De nadelen van prothesemateriaal zijn mogelijke lekkage, een verharding rond het implantaat, huidperforatie en infectie.
  • Synthetische implantaten zijn traanvormige zakjes gevuld met siliconen of een zoutoplossing. Ze worden in de vorm van een borst onder de huid of borstspier geplaatst.
  • Om de beste vorm te verkrijgen en om de vorming van littekenweefsel rond het implantaat tegen te gaan, wordt het implantaat vaak onder een laag spieren geplaatst in plaats van onmiddellijk onder de huid.
  • Kleine implantaten kunnen aangebracht worden zonder dat de huid en de spieren van de borstwand overmatig moeten worden uitgerokken.
  • Om grotere implantaten te kunnen aanbrengen, is het vaak nodig eerst de weefsels uit te rekken. Dit wordt gedaan d.m.v. een zgn. tijdelijke expander. Dit is een prothese met een siliconen wand voorzien van een klepje die chirurgisch wordt ingeplant op de plaats waar de gereconstrueerde borst zal moeten komen.
  • Tijdens de inplanting wordt een kleine hoeveelheid zoutwater in de prothese geïnjecteerd. De patiënt moet nadien op regelmatige tijdstippen (bv. elke twee weken) terugkeren naar de chirurg om meer zoutwater in de expander te laten injecteren. Na drie tot zes maanden zullen de huid en de spieren voldoende gerokken zijn om de tijdelijke expander te verwijderen en het definitief implantaat (met silicone of zoutwatervulling) te plaatsen.
  • De tepel en areola zullen dan bij latere ingrepen worden gereconstrueerd.
  • De meeste patiënten ervaren vrij veel pijn (door het optillen van de borstspier om de prothese hieronder te kunnen aanbrengen) de eerste 24 tot 72 uur na de ingreep. De borst is dan gezwollen en zeer gevoelig.

B. Borstreconstructie met eigen weefsel

  • kent die nadelen niet maar vergt wel een zwaardere operatie en is duurder.
  • Over het algemeen kan gesteld worden dat patiënten bij wie de voorste okselplooi beschadigd is, de grote borstspier is weggenomen, de kwaliteit van de huid slecht is, de kwaliteit van het litteken slecht is, tepel en tepelhof afwezig is en erg magere patiënten, eerder in aanmerking zullen komen voor een reconstructie met eigen weefsel. In het andere geval kan een implantaat overwogen worden.
  • Er worden verschillende weefseltypen of flaps gebruikt om een borst te reconstrueren.

1. Buikweefsel

Hierbij wordt vetweefsel gebruikt van de lage buikwand (tussen navel en schaamstreek) en één van de rechte buikspieren. Deze lopen in verticale richting van het borstbeen tot het schaambeen. De spier wordt samen met vetweefsel, huid en de bestaande bloedtoevoer naar de borst opgetrokken en in een borstvorm gemodelleerd. Deze ingreep laat een litteken na over de hele breedte van de onderbuik maar geeft een esthetisch goed resultaat. Nadeel is dat soms delen van de flap afsterven (huid- en vetnecrose tot 20%) en het feit dat één rechte buikspier wordt opgeofferd. Dit kan afhankelijk van de graad van compensatie van de andere buikspieren, de activiteitsgraad van de patiënte en het type van buikwandherstel, aanleiding geven tot functionele problemen later.

Een andere mogelijkheid is dat eveneens huid- en vet van de buikwand wordt genomen maar slechts het onderste gedeelte van de rechte buikspier. Groot voordeel is de betere doorbloeding zodat minder problemen geobserveerd worden met gedeeltelijk verlies van huid en vetweefsel en minder problemen met de buikwand omdat slechts een gedeelte van de spier wordt verwijderd. Groot nadeel is de langere operatieduur en het risico op trombose (vorming van bloedklonters) na de operatie. Derde en meest gebruikte manier vandaag is om de buikspier niet mee weg te nemen. Post-operatief is er geen verzwakking van de buikwand noch verlies van functie van de rompspieren. Deze patiënten zijn in staat al hun normale dagtaken te hernemen 4 tot 6 weken na de ingreep. De nadelen van deze techniek zijn een risico op trombose. Ter hoogte van de buik is er een litteken van de ene heupkam tot de andere. Meestal kan dit litteken wel verborgen worden onder een badpak.

2. Bilweefsel

Hierbij wordt huid en vet samen met de voedende bloedvaten uit de bil gebruikt. Hierbij is de vormgeving moeilijker. Een ander nadeel is dat bij erg magere patiënten soms de vorm van de bil kan verstoord worden. In een tweede operatieve tijd kan echter door liposuctie en littekencorrectie opnieuw een symmetrie gecreëerd worden tussen beide billen.

3. Rugweefsel

Bij deze behandeling wordt een spier, gesitueerd in de bovenste helft van de rug, naar voren gedraaid om meestal een prothese te bedekken en deze prothese te beschermen. Samen met de spier kan eveneens huid en vet worden verplaatst om het tekort aan huid op te vullen. Er wordt een insnijding gemaakt onder het schouderblad.

Reconstructie van de tepel en tepelhof

  • Tepel en tepelhofreconstructie gebeurt 3 tot 6 maanden na de eerste reconstructie. Deze periode is noodzakelijk om de borst een definitieve vorm en plaats te laten innemen en om de juiste positie van de nieuwe tepel te bepalen.
  • De tepel wordt meestal gereconstrueerd met twee of drie kleine flapjes huid op de plaats waar de nieuwe tepel dient gevormd te worden. Dit zal leiden tot nieuwe kleine littekens ter hoogte van de borst in de nabijheid van de nieuw gevormde tepel. Deze littekens zullen echter gecamoufleerd worden door de tatoeage van het tepelhof en tepel. Deze tatoeage vindt plaats ongeveer één tot drie maanden na de reconstructie van de tepel. Tatoeage is geen definitieve procedure en dient dikwijls herhaald te worden na enige jaren omwille van vervagen van het pigment.