Hoe maak je een gerecht lekkerder met kruiden

Inleiding

In professionele keukens zijn ze haast niet te missen: de kruiden die een gerecht op smaak brengen. In ieder gerecht komen bepaalde kruiden voor, anders smaakt het gerecht flauw. Iedereen die ooit gekookt heeft zal weten dat peper en zout belangrijk zijn om je gerecht smaak te geven, maar wat veel mensen niet weten is dat er nog veel meer kruiden zijn die je aan een gerecht toe kan voegen om deze net de extra smaak te geven. Maar hoe maak je een gerecht eigenlijk lekkerder met kruiden? 

Werken met kruiden

Het belangrijkste doel bij het werken met kruiden is een gerecht goed te balanceren en extra smaak te geven. Behalve de tips die hieronder zijn gegeven, is het belangrijk dat je goed weet met welke kruiden je werkt. Als je bepaalde kruiden nog nooit gezien hebt, kun je beter het kruid zelf even proeven voordat je het aan een gerecht toevoegt. Het is namelijk belangrijk om te weten welke smaken je bij elkaar brengt en of deze passen, en hoe kun je dat nou beter uitvinden door zelf te proeven? 

De kruiden die het meest in de Nederlandse keuken gebruikt worden zijn bieslook, tijm, salie, koriander, oregano, dragon, laurier, peterselie, rozemarijn en basilicum.

Wanneer voeg je de kruiden toe

Om je kruiden optimaal te benutten is het belangrijk om te weten wanneer je ze precies toe moet voegen in het kookproces. Voeg je ze te vroeg of te laat toe, dan zal de smaak niet optimaal tot zijn recht komen en dan zal het gerecht dus niet zo intens smaken als de bedoeling is.
Bij het koken met hartige kruiden voeg je de kruiden toe aan het begin van het koken. Omdat harde kruiden wat steviger zijn, kunnen ze langere tijd het koken weerstaan. Door deze kruiden op tijd aan het gerecht toe te voegen, hebben de kruiden langer de tijd om zacht te worden en hun smaak aan het gerecht af te geven. Als je deze kruiden echter aan het eind toe voegt, is het belangrijk dat je extra maatregelen treft, zoals extra vocht toevoegen, zodat de smaak van de kruiden niet overweldigd.

Bij het koken met fijne kruiden, voeg je de kruiden pas toe aan het einde van het kookproces. Omdat deze kruiden van fijn van textuur zijn, kunnen ze geen lange kookprocessen of kooktijden weerstaan. Als je ze te vroeg toevoegt, verspreiden ze hun aroma’s te snel, waardoor de smaak op een gegeven moment weer verloren gaat. Fijne kruiden worden dan ook vaak gebruikt als garnering of om een gerecht net dat extra beetje kleur en smaak te geven.

Gedroogde kruiden vergen weer een heel andere aanpak. Omdat deze kruiden gedroogd zijn, hebben ze tijd nodig om water op te nemen tijdens het koken. Deze kruiden worden daarom ook aan het begin van het kookproces toegevoegd, zodat ze de tijd hebben om te hydrateren en vervolgens hun smaak af te geven. 

Kruiden en specerijen

Veel mensen denken dat ze met kruiden op dezelfde manier om moeten gaan als met specerijen (zoals kaneel, paprikapoeder et cetera). Dit is een foute opvatting. Specerijen vormen vaak de basis van een gerecht, terwijl je kruiden juist toevoegt om een bepaalde diepte in je gerecht te creëren en complexe smaken te ontwikkelen. Kruiden voeg je vaak maar één of twee toe in een gerecht, voeg je meer toe, dan zal de smaak gaan overheersen, terwijl je specerijen vaak niet in hun eentje kunt gebruiken, maar altijd een mix moet maken van verschillende specerijen. 

Conclusie

Wanneer je werkt met kruiden, zoals dragon, tijm en salie, is het belangrijk dat je weet hoe de kruiden smaken en wat je ermee wilt bereiken, namelijk diepgang en balans toevoegen aan je gerecht. Harde kruiden en gedroogde kruiden kun je het beste aan het begin van het kookproces toevoegen, terwijl je fijnere kruiden juist op het einde toe moet voegen. Ook is het belangrijk dat je kruiden niet met specerijen verward, want specerijen vormen de basis van een gerecht terwijl kruiden juist voor diepgang zorgen.