Populatie en populatiegrootte

Wat is een populatie

Een populatie is een groep dieren van dezelfde soort, die onderling vruchbare nakomelingen kunnen produceren. Een voorbeeld van een populatie is een kudde olifanten of een troep leeuwen, zie afbeelding 1.

Elke populatie heeft een dichtheid, dit geeft aan hoeveel dieren van een bepaalde soort per vierkante kilometer of meter voorkomen. Afhankelijk van de diersoort kies je een oppervlaktemaat.

Zo bereken je niet het aantal olifanten per vierkante meter, maar per vierkante kilometer. Het aantal bacteriën op de huid meet je per vierkante centimeter en niet per vierkante meter.

Hoe meet je de grootte van een populatie

Er zijn een aantal manieren om de grootte van een populatie in te schatten. Helemaal zeker weet je het toch niet, er zit altijd een kleine afwijking in.

De kwadrantmethode

Met de kwadrantmethode kun je weinig beweegbare dieren zoals wormen en kevers bestuderen. Als je bijvoorbeeld van een voetbalveld wil weten hoeveel wormen daarin zitten, ga je niet het hele voetbalveld tellen. Bij de kwadrantmethode deel je een bepaald oppervlak op in kleine vierkantjes, bijvoorbeeld 1 vierkante meter. Je telt op die ene vierkante meter het aantal wormen en vermenigvuldigt dit met het totaal aantal vierkante meters van de oppervlakte. Dit levert een grove schatting op, je kunt het iets precieser doen, door van twee vakken het aantal wormen te tellen, en te kijken of de afwijking tussen de twee vakken niet meer dan tien procent is. Is dat niet zo, zit je schatting aardig in de buurt, is het wel groter dan tien procent, dan tel je nog een derde vak. Zo ga je door tot je een gemiddelde haalt dat minder dan tien procent afwijkt van het volgende vak dat je telt.

De transectmethode

Bij de transectmethode, deel je ook een bepaalde oppervlakte op in kleine delen, maar 

nu in bijvoorbeeld rechthoeken. Je doet dit omdat je ook alle typen begroeiing van het betreffende gebied erbij wil pakken.

Als er in het grasveld bomen staan, moet je die meenemen in het gebied dat je telt. Verder werkt de methode hetzelfde als de kwadrantmethode. Tellen en vermenigvuldigen en letten op de afwijking.

Afb.1. Een populatie gnoes op de savanne!

Merken en terugvangen

Deze methode is voornamelijk geschikt voor beweeglijke dieren, zoals een populatie zwerfkatten in de stad of kikkers in het bos.

Bij merken en terugvangen, start je met vangen van de diersoort waarvan je de populatiegrootte wilt weten.

De eerste groep die je vangt, merk je in zijn geheel. Dus als je 100 katten vangt, geef je ze allemaal een kenmerk dat het dier niet in het voordeel of nadeel werkt.

Vervolgens zet je de 100 katten weer terug. Je moet vervolgens een tijdje wachten met opnieuw uitzetten van vallen, want de gemerkte katten moeten zich opnieuw kunnen verspreiden. Na een bepaalde tijd, zeg twee dagen, vang je een nieuwe groep katten. Ditmaal zijn het er bijvoorbeeld vijftig, waarvan er vijf gemerkt zijn. Dit is tien procent van de tweede vangst.

Je mag nu het percentage gemerkte dieren van de tweede vangst gelijkstellen aan de grootte van de eerste vangst. In dit geval staat tien procent gelijk aan 100 katten, dus staat honderd procent gelijk aan 1000 katten.

Bij deze methode moet je opletten hoe je de dieren merkt. Als het merk giftig is, dan sterven de gemerkte dieren en vang je nooit terug, je schat de populatie dan te groot in. Als het merk te opvallend is vallen de dieren ten prooi, en als het merk te zwaar, is denk aan aan label, dan komen ze niet ver genoeg weg en vang je ze direct weer terug. Dit heeft tot gevolg dat je de populatie juist te klein schat.

Tot slot

Deze methoden van meten geven allemaal een schatting van de grootte van populaties. De grootte van populaties staat onderhevig aan invloeden van binnenin de populatie en van buitenuit de populatie.

Meestal is een populatiegrootte stabiel, maar soms raakt de populatie uit evenwicht. Hoe een populatie uit evenwicht kan raken lees je in /wetenschap/biologie/ecologie/38822/populatiegroei/.