Taalonwikkeling bij jonge kinderen

Taalontwikkeling bij jonge kinderen

Eén van de grootste cognitieve processen die een peuter doormaakt, is de taalontwikkeling. De complete ontwikkeling van de taalvaardigheden vindt plaats vanaf de geboorte tot ongeveer het 9e levensjaar van een kind. Deze ontwikkeling vindt plaats op de 5 taalniveaus: fonologie, semantiek, morfologie, syntaxis en pragmatiek.

De 5 taalniveaus

Fonologie is het systeem van geluiden en klanken dat wordt gebruikt in een taal. Semantiek gaat over de betekenis die toegekend wordt aan geluiden en woorden. Morfologie gaat over de opbouw van woorden en over de regels voor het combineren van betekenisvolle eenheden in woorden. Syntaxis heeft te maken met de zinsopbouw en gaat over de regels voor het organiseren van woorden om tot correcte zinnen te komen. Pragmatiek beschrijft de regels voor het sociale gebruik van taal en het vermogen om de taal aan te passen aan de omgeving.

Om te beginnen

Voordat een kind daadwerkelijk gaat spreken, gaan er heel wat veranderingen in de taal van het kind aan vooraf. De fase voordat een kind echt gaat spreken, wordt de prelinguale fase (0 tot 1 jaar) genoemd. Dit is de fase waarin kinderen vooral communiceren door middel van reflexief huilen, klinkerachtige geluiden als blijk van tevredenheid en het produceren van losse lettergrepen.

Van het eerste woordje tot volzinnen

In de linguale fase (1 tot 2,5 jaar) beginnen kinderen de taal steeds actiever te gebruiken en beginnen ze betekenisvolle taal te produceren. In deze periode worden de eerste woordjes gezegd. De eerste woorden van kinderen zijn vaak gekoppeld aan alledaagse situaties. Vaak verwijzen deze eerste woorden naar gebruikelijke objecten of gebeurtenissen. De volgende fase van de taalontwikkeling is de differentiatiefase (2,5 tot 5 jaar). In deze fase gaat de taalonwikkeling ineens heel snel. In het begin van deze fase is er bij veel kinderen sprake van een vocabulaire spurt, waarbij het kind ineens heel veel nieuwe woorden leert. De receptieve vaardigheden (vaardigheden om taal te begrijpen) ontwikkelen zich sneller dan de productieve vaardigheden (vaardigheden om taal te produceren).

Na het leren van de eerste woorden gaan kinderen over op de telegrafische spraak, waarbij gebruik wordt gemaakt van twee-woordige zinnen. Vervolgens gaat een kind verder met het leren van grammaticale regels. Het aanleren van deze regels, leidt vrijwel altijd tot de standaard fout bij peuters, waarbij de regels voor regelmatige werkwoorden worden toegepast bij onregelmatige werkwoorden (bijv. ik roepte i.p.v. ik riep). De communicatieve vaardigheden worden hierbij steeds sterker en het kind is langzamerhand in staat gesprekken te voeren en de taal op een sociaal geaccepteerde manier te gebruiken.

De laatste fase van de taalontwikkeling wordt de voltooiingsfase (5 tot 9 jaar) genoemd. In deze fase worden er niet veel nieuwe dingen qua mondeling taalgebruik bijgeleerd. Het uitbreiden en perfectioneren van de eerder aangeleerde vaardigheden staat in deze fase centraal.

Hulp van de omgeving

Baby’s worden geboren met een neiging om taal te leren. Door de hersenontwikkelingen die jonge kinderen doormaken, zijn kinderen tussen de 0 en 6 jaar extra gevoelig voor het verwerven van taalvaardigheden. Deze periode wordt ook wel de kritische periode genoemd. Volwassenen dragen vaak automatisch bij aan de ontwikkeling van taalvaardigheden bij jonge kinderen. Dit doen zij bijvoorbeeld door hun spraakniveau aan te passen aan het niveau van het kind, makkelijke grammatica te gebruiken, veel intonatie te gebruiken en veel vragen aan het kind te stellen.