Wat is Esperanto

Esperanto

Esperanto is een internationale kunsttaal gecreëerd door L. Zamenhof. De hulptaal staat bekend als makkelijk te leren dankzij haar regelmatigheid en eenvoudige grammatica. Wereldwijd spreken zo’n 2 miljoen mensen Esperanto.

Zamenhof

Zamenhof werd geboren in 1859 als Lejzer Lejvi Zamengov te Bialystok, Polen (dat toen nog tot het Russische tsarenrijk behoorde). In zijn geboortestad leefden vier verschillende etnische groepen: Polen, Wit-Russen, Duitsers en joden. Er waren geregeld conflicten tussen deze groepen. Dat kwam -volgens Zamenhof- omdat ze elkaar niet begrepen. De oplossing hiervoor zou een gemeenschappelijke, neutrale taal zijn, meende hij.

Vroegere versie

Zijn eerste poging om zo'n taal te scheppen was niet erg succesvol: de grammatica was te complex en de woorden moeilijk te onthouden. Ondertussen eisten zijn studies ook steeds meer aandacht. Toen hij naar de universiteit van Moskou trok om geneeskunde te studeren, liet hij z'n werk in Polen achter. Zo zou hij zich volledig op het behalen van zijn diploma kunnen concentreren. Toen hij twee jaar later terugkeerde, bleek z'n vader alle papieren verbrand te hebben. Hij vreesde dat ze als verdacht beschouwd zouden worden bij een pogrom (antisemitisch volksgericht).

Hernieuwde versie

Na deze tegenslag, begon Zamenhof aan een nieuwe, verbeterde versie. Dit werd het Esperanto zoals we het vandaag kennen. Hij sleutelde eraan voort nadat hij afstudeerde als oogarts. Toen het af was, wilde hij zijn werk uitbrengen, maar hij had daarvoor geen geld. Dat veranderde toen z'n schoonvader -die intresse had voor Zamenhofs idee- hem een grote bruidsschat gaf. Niet lang daarna gaf Zamenhof een boek uit met de titel Lingvo Internacia: Antaŭparolo kaj plena lernolibro (Internationale Taal: voorwoord en compleet leerboek).

Zamenhof publiceerde het boek onder de naam Doktoro Esperanto (lett. hij die hoopt). De naam sloeg aan en werd sindsdien gebruikt als naam voor de Lingvo Internacia.

Eigenschappen

Esperanto heeft haar wortels voornamelijk in de Romaanse talen (60% met woorden als arbo, urbo en granda) gevolgd door Germaanse (30% met woorden als hundo, lerni en tago) en tenslotte de Slavische talen (10%).

Wat Esperanto zo makkelijk maakt, is haar regelmaat. Woordsoorten kunnen herkend worden aan hun suffix of uitgang:

  • Zelfstandige naamwoorden zijn te herkennen aan de uitgang -o (hundo, kato, libro, enz.).
  • Bijvoeglijke naamwoorden eindigen steeds op -a (granda, bona, internacia). Vaak wordt het voorvoegsel mal- gebruikt om antoniemen aan te duiden. Zo betekent granda groot en malgranda klein.
  • Werkwoorden eindigen in de infinitief op –i. Om een werkwoord te vervoegen in de tegenwoordige tijd, laat met deze uitgang vallen en voegt met -as toe.

Hieronder wordt het werkwoord ‘leren’ bij wijze van voorbeeld vervoegd:

mi lernas = ik leer

vi lernas = jij leert

li lernas = hij leert

ni lernas = wij leren

vi lernas = jullie leren

ili lernas = zij leren

De verleden tijd en de toekomende tijd zijn even eenvoudig. Vervang de uitgang -i door respectievelijk -is en -os.

Enkele voorbeelden:

mi lernis = ik leerde

li lernos = hij zal leren

ili lernis = zij leerden

Voorstanders

Voorstanders van Esperanto halen vaak volgende argumenten aan om mensen te overtuigen:

  • Het stelt sprekers in staat om op gelijk niveau met elkaar te praten. Dit is niet het geval wanneer een Engelstalige in z’n moedertaal een gesprek voert met een anderstalige, zoals vandaag vaak het geval is.
  • Andere talen zoals Frans, Spaans en Italiaan zijn vlotter te leren omdat zij een groot deel van hun woordenschat delen met Esperanto.
  • Esperanto beschermt de nationale talen in plaats van hen te verdringen, zoals Engels tegenwoordig in elke taal binnensijpelt.

Tegenstanders

Sceptici betwijfelen of Esperanto ooit als internationale taal in gebruik genomen zal worden. Zij voeren volgende tegenargumenten aan:

  • Esperanto is enkel makkelijk voor mensen die een Europese taal spreken. Hierdoor wordt de moeilijkheidsgraad voor sprekers van een niet-Europese taal een flink verhoogd.
  • Leerbaarheid gaat vaak ten koste van herkenbaarheid. Hundo en kato zijn nog makkelijk, maar wie weet meteen wat malsanulejo betekent? Hier gebruikt de concurrerende kunsttaal Interlingua het onmiddellijk herkenbare hospital. Pas na een studie van Esperanto-grammatica leer je dat malsanulejo bestaat uit: mal (niet), san (gezond), ul (persoon met eigenschap omschreven in werkwoord), ej (daar waar werkwoord plaatsvindt) en o (zelfstandig naamwoord).
  • De grootste troef van Esperanto vormt meteen ook de grootste struikelblok voor velen. De taal klinkt te neutraal en dus zielloos in de oren. Esperanto heeft geen geschiedenis of cultuur zoals echte talen dat wel hebben.

Tot slot

Het idee achter Esperanto is nobel, maar heeft nog een lange weg af te leggen om iedereen ervan te overtuigen dat het ook echt nodig is. Velen spreken nu eenmaal behoorlijk Engels en zelfs twee niet-Engelstalige personen zullen spontaan naar de huidige wereldtaal overschakelen. Om Engels van de troon te stoten, zal er nog veel moeten veranderen.