Wat zijn fonemen en allofonen: een inleiding in de fonologie

Inleiding

Wanneer je als kind je moedertaal leert, betekent dit eigenlijk dat je de klanken van deze taal leert. Deze spraakklanken heten fonemen en hun variaties allofonen. In dit artikel leg ik uit wat het verschil tussen die twee precies is en maak ik een uitstapje naar de taalverwerving.

 Spraakklanken in de T1 en T2

Fonemen en allofonen

Fonemen, of taalspecifieke spraakklanken, worden al op jonge leeftijd geleerd. Aanvankelijk zijn jonge kinderen niet in staat om een foneem van hun moedertaal te onderscheiden van die van een willekeurige andere taal. Echter, na een paar maanden leren ze zich te concentreren op de klanken die voor hun moederaal belangrijk zijn. En terwijl ze dat doen, worden ze als het ware langzaam 'doof' voor de fonemen van andere talen. De tak van de taalwetenschap die deze kleine onderdelen van de menselijke taal bestudeert wordt fonologie genoemd.

Een foneem kan op verschillende manieren geproduceerd worden en toch waargenomen worden als hetzelfde foneem. Wanneer dit gebeurt, spreek je van allofonen. Dit betekent dus dat allofonen verschillende vormen of varianten zijn van één foneem. Zo zijn bijvoorbeeld de /r/ en /l/ in het Nederlands onderscheidende klanken (en dus fonemen); /tor/ en /lor/ betekenen heel verschillende dingen. Heel anders is het in het Chinees, waar deze twee klanken twee verschillende variaties (allofonen) zijn van een foneem. Voor een Chinees betekenen /tor/ en /lor/ dus hetzelfde. De /r/ en /l/ (fonemen noteer je als: /…/) in dit voorbeeld noem je overigens een ‘minimaal paar’: zíj maken dat het woord iets anders betekent.

T1 en T2

Als iemand een vreemde taal (de zogeheten tweede taal of T2) leert, betekent dit dat hij of zij de fonemen van die taal moet leren. Dit kan soms behoorlijk lastig zijn, omdat je gehoor is afgestemd op je moedertaal. Als kind heb je je immers leren concentreren op spraakklanken die betekenisvol zin voor jouw moedertaal (deze wordt ook wel de eerste taal of T1 genoemd). Het kan zijn dat je moedertaal (T1) een foneem heeft die sterk lijkt op een of meerdere fonemen in de tweede taal (T2). In de taalwetenschap vallen alle vreemde talen die je naast je moedertaal leert onder de noemer 'tweede taal', ongeacht of het de tweede, vierde of tiende taal is die je spreekt.

Modellen in de taalverwerving

Er zijn verschillende modellen die voorspellen hoe goed iemand een ‘vreemde’ klank kan leren onderscheiden en produceren. Een daarvan is de Contrastive Analysis Hypothesis van Lago. Deze stelt dat klanken die sterk op elkaar lijken in de T1 en T2 makkelijker geleerd kunnen worden dan T2-klanken die niet in de T1 voorkomen (of er op lijken). Het Speech Learning Model van Flege claimt daarentegen dat hoe sterker de klank van T2 afwijkt van de dichtstbijzijnde, gelijkende klank van T1, hoe makkelijker de T2-klank te onderscheiden en produceren zal zijn. Dit zou komen doordat de T2-klank als ware ‘nieuw’ is en niet lijkt op een T1-klank.

Hoe kun je dan klanken leren die volgens het model van Flege sterk op elkaar lijken en dus lastig te leren zijn? Flege stelt dat de mate van blootstelling aan de T2 een belangrijke factor is. Dit houdt in: hoeveel heb je met de T2 te maken, hoeveel ‘ervaring’ heb je er mee? Hoor je de vreemde taal bijvoorbeeld wekelijks, dan is dat een heel andere situatie dan wanneer je het eens per jaar op de camping in de zomervakantie hoort. Daarnaast is leeftijd een grote factor. Taalwetenschappers spreken niet voor niets van een zogenaamde ‘kritieke periode’ voor het leren van een taal. Het leren van een taal heet ook wel ‘taalverwerving’. Tijdens deze kritieke periode kun je een willekeurige taal net zo goed leren spreken als je moedertaal. Over het algemeen geldt, hoe eerder de blootstelling, hoe beter je de tweede taal kunt leren spreken.

Conclusie

Kort samengevat heten taalspecifieke spraakklanken ook wel fonemen. De verschillende variaties van eenzelfde foneem heten allofonen. Allofonen in je moedertaal (T1) kunnen fonemen zijn in een vreemde taal (ook wel tweede taal of T2). Dit geldt ook andersom: zo zijn de /l/ en /r/ in het Nederlands onderscheidende klanken, maar is dat in het Chinees niet zo. Fonologie, een onderdeel van taalwetenschap, houdt zich hier mee bezig. Er zijn verschillende modellen die voorspellen hoe goed een bepaalde klank in een T2 te leren is. De leeftijd waarop je in aanraking komt met de T2 en de mate van blootstelling spelen hierbij een grote rol, aldus stellen wetenschappers als Flege.