Welke organisatieniveaus zijn er in de ecologie

Inleiding

Biologie, natuurkunde en scheikunde worden vaak gezien als de drie grote wetenschappen. Deze wetenschappen zijn weer onder te verdelen in verschillende onderdelen. Zo is de ecologie de tak van biologie die zich bezighoudt met het onderzoeken van relaties tussen organismes en het milieu. Ook spreken ze vaak over organisatieniveaus. Maar wat zijn dit eigenlijk en welke niveaus worden er door ecologen onderscheiden?

Organismes en milieu

Organismes, de levende wezens op de aardbol, en het milieu beïnvloeden elkaar constant op verschillende manieren. Denk bijvoorbeeld maar eens aan de temperatuur. Als het heel erg heet is, word je sneller moe. Temperatuur is een voorbeeld van een abiotische factor. Dit zijn invloeden afkomstig van de levenloze natuur. Naast temperatuur zijn andere abiotische factoren zaken als licht, wind, lucht en grondsoort. Al deze dingen hebben invloed op de organismen die in een gebied leven. Deze organismen kunnen zelf natuurlijk ook invloed uitoefenen op hun omgeving. Alle invloeden van de levende natuur zijn biotische factoren. Voorbeelden van deze factoren zijn bijvoorbeeld parasieten die bomen kaal eten, roofdieren die andere organismes opeten of bomen, die de woonplaats zijn van tientallen andere diersoorten.

Organisatieniveaus

De relaties tussen organismes en het milieu kunnen op verschillende groottes, ofwel organisatieniveaus, bekeken worden. Zo kun je de relaties op een hele kleine schaal bekijken: de invloeden van één organisme op de directe omgeving. Je kunt het echter ook veel groter aanpakken; dan kijk je bijvoorbeeld naar een geheel ecosysteem, een groot gebied waar honderden verschillende soorten dieren en planten met elkaar samenleven. Hieronder worden verschillende organisatieniveaus besproken. De bovenste, de biosfeer, is het grootste gebied. Hoe verder je leest, hoe kleiner de gebieden en niveaus worden.

Biosfeer

De biosfeer omvat bijna de gehele aarde. Met deze term wordt het door organismes bewoonde gebied van de aarde en de dampkring daaromheen aangeduid. Er is dus maar één biosfeer. In deze biosfeer leven alle organismes die wij op aarde kennen en alle klimaten komen hier in voor. Als je op het niveau van de biosfeer werkt, ga je dus kijken naar hoe processen en dingen als klimaatveranderingen de rest van het leven op aarde beïnvloeden.

Bioom

De biosfeer bestaat vervolgens uit verschillende afzonderlijke biomen. Een bioom is dus kleiner dan de biosfeer. Een bioom is een groot gebied waarin over het algemeen gekeken één klimaatsoort voorkomt, zoals woestijnklimaat en toendraklimaat. Binnen deze klimaten zijn nog veel grote verschillen te vinden op het gebied van weersomstandigheden en flora en fauna, maar bij dit organisatieniveau worden die toch allemaal ineen genomen.

Ecosysteem

Dan is een bioom weer onder te verdelen in verschillende ecosystemen. Een ecosysteem is een gebied waarbinnen grotendeels dezelfde biotische en abiotische factoren te vinden zijn. Er zijn nog steeds verschillen te bespeuren, maar die zijn veel kleiner dan in een bioom het geval is. Voorbeelden van ecosystemen zijn een bos, een groot meer, een savanne of een koraalrif.  

Levensgemeenschap

Binnen een ecosysteem komen verschillende levensgemeenschappen voor. Een levensgemeenschap is een groot geheel van dieren die met elkaar samenleven. Hieronder vallen ook relaties als een leeuw die een antilope opeet. Via predatie (roof) zijn deze dieren met elkaar verbonden. In een voedselketen kun je aangeven hoe dieren via predatie met elkaar verbonden zijn. In een levensgemeenschap wordt alleen gekeken naar biotische factoren. Je kunt een ecosysteem echter ook onderverdelen in biotopen. Dan ga je kijken naar de abiotische factoren in verschillende kleinere delen van het ecosysteem.

Populatie

Een levensgemeenschap bestaat uit populaties. Een populatie is een samenleving van dieren van één en dezelfde soort. Deze dieren hoeven niet per se allemaal dicht bij elkaar te wonen, maar ze moeten ook weer niet te ver van elkaar af wonen. Als je als ecoloog populaties gaat bestuderen, kun je kijken naar zaken als geboorte, sterfte, immigratie en emigratie en hoe dit de grootte van de populatie beïnvloedt.

Individu

Ten slotte bestaat een populatie natuurlijk uit individuen, afzonderlijke organismes. Dit is het kleinste schaalniveau. Op dit schaalniveau kun je bijvoorbeeld gaan bekijken hoe één plant door verschillende (a)biotische factoren in zijn groei beïnvloedt wordt.

Conclusie

Ecologie is de tak van biologie die relaties tussen organismes en het klimaat onderzoekt. Je kunt dit doen op verschillende schaalniveaus, organisatieniveaus: biosfeer, bioom, ecosysteem, levensgemeenschap, populatie en individu. Het grootste organisatieniveau is de biosfeer: het bewoonde deel van de aarde en dampkring. Het kleinste organisatieniveau is die van het individu, waarbij naar één organisme wordt gekeken.

Bronnen afbeelding: Wikimedia Commons, Winky from Oxford, cohesion