Welke soort dinosaurussen zijn de Sauropoden

Inleiding

In dit artikel vind je informatie over de plantenetende dinosaurussen en dan met name over de grootste familie de Sauropoden. Verder vind je informatie over hoe deze dinosaurussen aten en hoe groot ze wel konden worden. Lees meer over de Sauropoden.

Plantenetende dinosaurussen

De meeste dinosaurussen waren planteneters. Plantenetende dinosaurussen worden ook wel herbivoren genoemd. De meeste dinosaurussen die planten aten konden hun kaken niet heen en weer bewegen om te kauwen, dus slikten ze de bladeren helemaal door. Sommige dinosaurussen slikten ook stenen in en die stenen kwamen dan in hun maag en maakten daar de planten fijn.

Voorbeelden van dinosaurussen die planten aten waren de Brachiosaurus, de Diplodocus, de Iguanodon en de Stegosaurus.

Sauropoden of Langnekken

De grootste dinosaurusfamilie die hebben geleefd waren de Sauropoden. Ze worden ook wel Langnekken genoemd. Deze dinosaurussen kwamen het meest voor aan het einde van het Jura-tijdperk en aan het begin van het Krijt-tijdperk. Bij die familie hoorden de Camarasaurussen, de Brachiosaurussen en de Diplodociden en nog veel meer. Ze kwamen het meeste voor in het Jura-tijdperk. De Sauropoden liepen met hun hele voet plat op de grond.

Brachiosaurus

De Brachiosaurus had een hele lange nek en een klein hoofd. Hij liep op vier poten. Zijn voorpoten waren groter dan zijn achterpoten. De Brachiosaurus was heel de dag op zoek naar eten. Door zijn lange nek kon hij overal bij. De Brachiosaurus was een kuddedier. Als ze werden aangevallen door vleeseters konden ze niet hard weg lopen. Omdat ze zo groot waren konden ze met hun poten en staart de aanvallers verwonden en verjagen.

Diplodocus

Een ander heel grote dinosaurus die planten at was de Diplodocus. Dat is de langste dinosaurus die heeft geleefd. Hij was wel 27 meter lang. Zijn nek was wel 8 meter lang en zijn staart 14 meter lang. Hij hield zijn nek niet rechtop. Bij het lopen hield hij zijn nek en staart bijna op dezelfde hoogte. Hij had een klein hoofd. Omdat de Diplodocus niet zo rechtop stond als de Brachiosaurus en de Camarasaurus kon hij de bladeren van grote bomen niet eten. Hij at alleen maar planten die laag waren. Bij een aanval van een vleesetende dinosaurus gebruikte de Diplodocus zijn staart om mee te slaan. De Diplodocus had alleen tanden voorin zijn kaken. Hij moest dan ook met die tanden de bladeren van de planten aftrekken. De Diplodocus had ongeveer 50 tanden en hij had geen kiezen om mee te kauwen. Hij slikte het vervolgens zo door.