Wie is Gijsbrecht van Aemstel

Algemeen

De bekendste (en misschien ook wel oudste) klassieke Nederlandse toneelopvoering is ongetwijfeld het stuk “Gijsbrecht van Aemstel”. Joost van den Vondel schreef dit stuk speciaal voor de opening van de Amsterdamse schouwburg. Het stuk werd voor de eerste keer gespeeld op 3 januari 1638.

Joost van den Vondel

Op 17 november 1587 wordt in Keulen Joost van den Vondel geboren. Joost dichtte ter meerdere eer en glorie van Nederland. Zijn bijnaam is de “prins der Nederlandse dichters”.

In de beginjaren ’30 van de 17e eeuw begint Joost met het schrijven van zijn eerste toneelstuk “Gijsbrecht van Aemstel”. Het lijkt dan ook heel logisch dat Joost gevraagd werd een toneelstuk te schrijven voor de opening van de nieuwe Amsterdamse schouwburg.

Hij draagt het stuk op aan zijn vriend Hugo de Groot die vanaf 1621 in ballingschap leefde in Frankrijk. De Zweedse koning benoemde De Groot in 1634 tot gezant aan het Franse hof. De laatste regels van de brief die Vondel op 16 oktober 1637 aan De Groot schreef, luidde:

“Ik offere U dan in Uwe ballingschap mijnen Gijsbrecht van Aemstel, den godvruchtigen en daperen balling. Omhels hem uit meedogen, die eer meedogen dan gramschap waardig is, en leef lang ter ere van uw Vaderland”.

Vondel stierf op 91 jarige leeftijd (op 5 februari 1679), was weduwnaar en had al zijn kinderen reeds verloren.

Persoon Gijsbrecht van Aemstel

Het toneelstuk van Vondel is gebaseerd op waargebeurde feiten. Misschien verbergt het toneelstuk meer historie dan ooit gedacht werd. Helaas heeft Vondel bronnen gehad die verloren zijn gegaan. Wel is bewezen dat het niet Gijsbrecht was die in 1204 Amsterdam binnen viel, maar zijn zoon Jan I, die leefde van 1270 – 1345.

Wel is het zeker dat Gijsbrecht werd verbannen en een nieuw stukje Holland stichtte met zijn bewonderaars. Dit zou Pruissisch Holland zijn geweest, dat vlak bij Elbing zou liggen.

Toneelstuk Gijsbrecht van Aemstel

De eerste uitvoering van het stuk stond gepland op 2e kerstdag, 25 december, 1637. De hervormde kerk protesteerde tegen het stuk, gezien de katholieke sfeer. Geheel vreemd was deze tegenstand niet, gezien de vriendschap tussen Vondel en De Groot. De denkbeelden van De Groot zouden ook op Vondel overgegaan kunnen zijn.

Het stuk werd uiteindelijk op 3 januari 1638 voor de eerste keer gespeeld en zou in totaal 13 keer worden gespeeld dat jaar. Inmiddels is het in Nederland het meest gespeelde toneelstuk, bestaande uit 5 akten. Van 1641 tot 1968 werd het jaarlijks op nieuwjaarsdag opgevoerd, toen kwam een einde aan een eeuwendurende traditie. Daarna wordt het nog af en toe in een serie opgevoerd.

Tijdens de opvoering van het stuk is er veel te zien en horen. Muziek, zang en “stomme vertoningen”. Dit laatste zijn tekstloze intermezzo's waarbij de spelers een levend schilderij vormen. Een van deze intermezzo’s is de moord op de nonnen.

Inhoud toneelstuk

Het stuk speelt zich af ten tijde van de ondergang van Amsterdam in de kerstnacht van 1304. De stad heeft een jaar onder belegering geleden en de middag voor kerst vertrekken de belegeraars. Zoals ook bij Troje, speelt spionage ook hier een rol. Een schip vaart diezelfde nacht nog Amsterdam binnen en troepen van Haerlem en Egmond nemen de stad in.

Het toneelstuk begint dat de spion Vosmeer gevangen is genomen en dat de belegeraars hun beleg hebben opgegeven. Eigenlijk begint hiermee de strijd om de stad Amsterdam pas echt. Dezelfde nacht nog, komen de troepen van Haerlem en Van Egmond op slinkse wijze de stad binnen. Er breken zware gevechten uit, welke door Gijsbrecht vanaf de Schreierstoren worden waargenomen. De nonnen en bisschop worden op verschrikkelijke wijze vermoord. Badeloch verzoekt haar man te vluchten en in ballingschap te gaan. Gijsbrecht echter weigert dit en geeft pas toe nadat de engel Rafael hem de opdracht geeft om te vluchten.

De eerste regels van het toneelstuk luiden in originele taal:

“Het hemelsche gerecht heeft zich ten langen leste, Erbarremt over my en myn benauwde veste, En arme burgery, en op myn volcx gebred, En dagelix geschrey de bange stad ontzet".

Rolverdeling

Helaas is niet bewaard gebleven wanneer men is begonnen met het instuderen van de eerste uitvoering van het stuk. Ook over de rolverdeling is weinig bekend. Pas later in de 17e eeuw wordt het toneelspelen verheven tot beroep.

De karakters in dit toneelstuk zijn:

  • Gijsbrecht van Aemstel
  • Arend van Aemstel (vader van Gijsbrecht)
  • Badeloch (echtgenote van Gijsbrecht)
  • Bisschop Gozewijn
  • Willem van Egmond
  • Diederick van Haerlem
  • Van Vooren
  • Rafael
  • Bode
  • Vosmeer
  • Willebrord

Van één van de rollen is zeker wie deze heeft vertolkt: Willem Bartolsz. De Ruyter heeft de rol van bisschop Gozewijn voor zijn rekening genomen. Over de verdeling van de andere rollen bestaat geen zekerheid, alleen vermoedens. Zo werd de rol van Egmond waarschijnlijk gespeeld door Jan Pieterz. Meerhuysen. De rol van Gijsbrecht waarschijnlijk door Thomas de Keyser. Gek genoeg werd ten tijde van de eerste opvoering een vrouwenrol (Badeloch en de nonnen) ook door een man gespeeld. Vrouwen stonden pas veel later op de planken.