Waarheidsdomein vs. Werkzaamheidsdomein

‘Waarheidsdomein vs. Werkzaamheidsdomein.’

Ik ga eerst het verschil uitleggen tussen waarheidsdomein en werkzaamheidsdomein vervolgens ga ik de literatuur en de literatuurwetenschap binnen een van deze domeinen plaatsen en ga ik uitleggen of het mogelijk is om op een wetenschappelijk verantwoorden manier de literaire teksten te interpreteren en welke fouten hierbij worden gemaakt.

Waarheidsdomein

Onder het zogenoemde waarheidsdomein kunnen we zaken zoals geschiedschrijving en literatuur plaatsen. Binnen de literatuur gaat men aan de hand van de verschillende wetenschappen opzoek naar de waarheid. Zoals Heidegger zegt zijn deze wetenschappen niet zomaar ontsprongen uit de waarheid maar zijn deze telkens uitgebouwd vanuit een waarheidsdomein. Dus vanuit een waarheidsdomein zoals de literatuur stromen wetenschappen die in een werkzaamheidsdomein zitten.

Werkzaamheidsdomein

Bij het werkzaamheidsdomein bevinden zich zaken zoals religie en literatuurwetenschappen. Wanneer men spreekt over het werkzaamheidsdomein, dan heeft men het over het “domein” waarin bepaalde wetenschappen zitten. Dit werkzaamheidsdomein heeft zijn waarheidsdomein gemeenschappelijk maar de wetenschappen binnen het werkzaamheidsdomein kunnen over het algemeen sterk uiteenlopende standpunten en benaderingen hebben.

Literatuurwetenschappen

Literatuurwetenschappen omvat alle wetenschappelijke benaderingen omtrent het boek en de literatuur. Dus ze vertrekken vanuit het waarheidsdomein literatuur. Wetenschappen als de filosofie van de literatuurwetenschappen en de literatuursociologie behoren hier ook bij. Binnen zo’n werkzaamheidsdomein als de literatuurwetenschappen gaat men opzoek naar de opheldering van de aard, de methoden, de opbouw, de doelstellingen en de grondslagen van de betreffende wetenschappen. Dit gebeurt binnen de zustervakken.

Het verschil tussen het werkzaamheidsdomein en het waarheidsdomein ga ik aantonen aan de hand van een voorbeeld. Eerst en vooral moeten we het waarheidsdomein zien als een stam van een boom en het werkzaamheidsdomein als de takken die vanuit deze stam verder ontspringen. Op literatuur (stam) groeien de literatuurwetenschappen (takken). De takken kunnen van elkaar sterk verschillen maar ze blijven de stam, het waarheidsdomein wel gemeen hebben.

Om op een wetenschappelijk verantwoorde manier bepaalde teksten te lezen moeten we rekening houden met verschillende zaken. Aan de hand van de tekst van Mooij ga ik deze zaken op een rijtje zetten. Ten eerst moeten we realiseren wanneer we teksten lezen, dat we andere wetenschappelijke opvattingen kunnen hebben omdat we een bepaalde voorkennis hebben. Daarbij moeten we weten dat de toetsbaarheid van bepaalde gegevens in een tekst afhankelijk is van de bepaalde context en afhankelijk daarvan worden deze gegevens discutabel of indiscutabel voor de normale empirische toetsingsprocedure.

Literaire theorieën

Literaire theorieën zijn beperkt of soms tautologisch, er zijn enkele wetten en theorieën maar deze bevinden zich op een te kleine schaal om aan een effectieve toetsing te voldoen.Mooij wijst erop dat enkele literaire theorieën nomothetisch zijn maar dat dit vrijwel bijna nooit voorkomt. De theorieën die dit dan wel zijn, bieden een hoogst uitzonderlijke controleerbaarheids voorspelling. Mooij benadrukt dat dit allerminst wil zeggen dat de literaire theorieën louter idiografisch zijn. Dit zou namelijk leiden tot verlies van het algemeen karakter. De literaire theorieën zijn volgens Mooij van algemeen karakter doordat zij systemen ontwikkelen van algemene begrippen. De functie van zo’n begrip is om de tekst beter te begrijpen. We kunnen al kort besluiten dat er vernieuwingen en uitbreidingen van de waarneming komen door de literaire theorieën.

Literaire theorieën kunnen literaire werken beïnvloeden doordat ze kunnen inspelen op de waarneming. Ze vormen een soort van begrippenapparaat waar men door kijkt. Door dit begrippenapparaat wordt het mogelijk om bepaalde objecten op een bepaalde manier te onderzoeken. Gezichtspunt theorieën die door dat begrippenapparaat ontwikkeld worden, geven in tegenstelling tot andere wetten aan wat je zou kunnen vinden. De waarneming wordt dus in een bepaalde richting gebracht door de literaire theorieën en dit geeft het risico van nietszeggende zelfbevestiging een kans. Dit betekend niet dat er geen rationaliteit of intersubjectiviteit heerst (Mooij).

Daarbij moeten theorieën niet enkel voldoen aan de bovengenoemde criteria maar ook aan de eis van vruchtbaarheid, effectiviteit en coherentie. Dit wil zeggen dat ze niet enkel en alleen vernieuwing in de inzichten teweeg brengen maar ook in de probleemstellingen (vruchtbaar). Deze moeten kunnen behandeld worden (effectief) en er moet een onderlinge samenhang zijn in de oplossingen, classificaties of onderscheidingen. Wanneer we rekening houden met deze factoren kunnen we op een verantwoorde manier literaire teksten interpreteren (Mooij, 1978, pp. 68-70).

In het college werd ons verteld dat bij het interpreteren van een tekst er ook fouten konden optreden doordat we ons te fel laten leiden door het concretisme of doordat we te veel aandacht hebben voor de details in de tekst of doordat we de teksten niet plaatsen in de tijdsgeest van de tijd en te veel letten op de achtergrond van de auteur.

Bronnenlijst:

Heidegger(1996).De oorsprong van het kunstwerk. Uitgeverij Boom: Amsterdam.

J.J.A. Mooij (1978/1979). Over de aard van literaire theorieën: een hoofdstuk uit de filosofie van de literatuurwetenschap. In: Wijsgerig Perspectief 19, Nr. 3, pp. 65-70.