Kader Abdolah: Nederlander of Pers

Inleiding

Kader Abdolah is inmiddels een meer dan bekende schrijver in Nederland, afgelopen jaar verscheen er weer een boek met columns van hem. Vaak schrijft Kader over immigratie en inburgering. In dit artikel vraag ik me dus af of we Kader Abdolah een Nederlander kunnen noemen of niet.

Het leven van Kader Adbolah

Kader Abdolah is een pseudoniem van Hossein Sadjadi Ghaemmagham, hij werd in 1954 geboren in de Iraanse stad Arak. Hij verzette zich tegen het Sjahbewind en later tegen het bewind van Khomeiny. In deze tijd verscheen ook zijn eerste boek, ‘Wat willen de koerden zeggen’. Dit boek werd in 1980 illegaal gepubliceerd in Iran. Er is nog een ander illegaal boek van hem verschenen in Iran. Abdolah werkte bij de marine, maar werd ontslagen toen Khomeiny aan de macht kwam, daarom vertrok hij in 1985 naar Turkije. Drie jaar later kwam hij bij toeval in Nederland terecht. Hij wilde Nederlands gaan lezen en door middel van het lezen van Annie M.G. Schmidt en Harry Mulisch leerde hij de Nederlandse taal.

De schrijver Abdolah

In 1993 verscheen zijn eerste boek in het Nederlands, de verhalenbundel De adelaars. Meteen had hij succes, voor dit eerste boek won hij namelijk het Gouden Ezelsoor. Dit is een prijs voor debuterende schrijvers, degene die de meeste exemplaren van zijn boek verkoopt, krijgt deze prijs. Na dit Nederlandse debuut schreef Kader Abdolah nog een behoorlijk aantal boeken. Waaronder Spijkerschrift en Het huis van de moskee, boeken die jullie waarschijnlijk ook wel kennen. Zijn laatste boek is Dit mooie land. Niet alle boeken van Kader Abdolah zijn verhalenbundels, hij heeft ook een aantal romans geschreven en een aantal vertalingen en hervertellingen van Perzische verhalen gemaakt. Daarnaast is hij sinds 1996 columnist bij de Volkskrant en zijn zijn columns meerdere malen gebundeld. Dit mooie land is ook een columnboek. Alle boeken zijn gedeeltelijk autobiografisch en maken duidelijk hoe het is om als vluchteling te leven in een vreemd land.

Al toen hij nog in Iran woonde, had Kader Abdolah het gevoel dat hij schrijver moest worden. Maar hij had het gevoel dat het niet kon. Er schoot hem een Perzisch gezegde te binnen: Waar je ook aan denkt, wordt gerealiseerd. En er verschenen twee boeken van hem in Iran, ze werden weliswaar zwart verkocht, maar ze werden gepubliceerd. Toen hij in Nederland kwam had hij opnieuw het gevoel dat hij schrijver moest worden. Opnieuw had hij het gevoel dat het onmogelijk was, het Nederlands was immers nieuw voor hem. Maar weer dacht hij terug aan het Perzische gezegde: Waar je ook aan denkt, wordt gerealiseerd. Toch had hij het moeilijk, zo vertelde hij in een interview: ‘Maar ik had altijd in het geheim geschreven, de schaduw van de dictatuur lag toen over het papier. En nu die schaduw weg was, ging het schrijven niet meer. Vroeger moest ik schrijven. Maar nu... voor wie, voor wat? Ik heb hier geen lezers. Wie leest hier Perzisch?" "Ik sloeg het verleden in puin: 'Je bent de oude niet meer', zei ik tegen mezelf. Om mij heen hoorde ik nieuwe woorden, nieuwe zinnen. Nederlandse woorden. Toen ben ik Nederlandse literatuur gaan lezen, met behulp van stápels woordenboeken.’

Fases

Toen hij de Nederlandse taal aardig onder de knie had begon hij verhalen te schrijven, met als doel zijn verleden te reconstrueren. En dat deed hij, door het schrijven van De adelaars.In deze verhalen wordt ons duidelijk hoe moeilijk het is om niet alleen je vaderland, maar ook je geliefde achter te laten. Zo schrijft hij in één van zijn verhalen: Als je uit je land vlucht, snijd je je wortels af. Dan neemt de wind je mee, soms hier-, soms daarnaartoe, soms naar een opvangcentrum.Ik moest ergens slapen, eventjes rust hebben. Alles wat hij hier tegenkomt, roept wel een gedachte aan zijn vaderland bij hem op. Zo roept het zien van een carnavalsstoet de herinnering op aan een feest van soennieten tegen de sjiieten. Ook als hij in een café een oude man spreekt die treurt over zijn geliefde die gestorven is, roept dit een beeld bij hem op. Hij denkt terug aan zijn opa uit Iran die onrein gestorven is. In De reis van de lege flessen komt ook weer een herinnering aan zijn grootvader terug. Zo koppelt hij gebeurtenissen uit zijn verleden, aan de onbekende dingen die hij ziet in Nederland. Volgens een expert op het gebied van literatuur, meneer Holland, doorloopt een vluchtelingenauteur drie fases. De eerste fase, breken met het oude huis en de vlucht als opluchting, lag al ver achter Kader Abdolah. Breken met het oude huis had hij al eerder gedaan door het illegaal publiceren van zijn boeken in Iran. De tweede fase is een gevoel van leegte en een gebrek aan houvast. Dit is wat we zien in De Adelaars. Maar niet alleen in De Adelaars schrijft is heimwee naar zijn vaderland het hoofdthema. Ook in zijn volgende boeken is dit nog voelbaar. In De meisjes en de partizanen schrijft hij: ‘Op mijn voorhoofd staat niet anders dan “vlucht” geschreven en “eeuwig heimwee’. Toch wordt ook de derde fase door Kader Abdolah redelijk snel bereikt. Eerst schreef Kader nog over 'in Nederland', maar vanaf zijn roman Spijkerschrift wordt dit vervangen door 'bij ons'.

Je zou kunnen zeggen dat hij deze derde fase van leegte toen eigenlijk al voorbij was, hij schrijft niet over ruimte voor een nieuw vaderland. Nee, hij heeft Nederland al in zijn armen gesloten. Misschien is er dus wel een vierde fase te onderscheiden: het invullen van de ruimte door de nieuwe cultuur. Dit doet hij vanaf zijn boek Spijkerschrift. Dit is gedeeltelijk omdat hij zich steeds minder van zijn vaderland kan herinneren. Hij weet eigenlijk ook niet meer wat hij met zijn land aan moet, zo schrijft hij in Dit mooie land, zijn laatste boek, dat vorig jaar verscheen: Wat moet ik met Iran? Mijn mooie land. Mijn vervloekte land! Het land waar ik bij hoor. Maar hij schrijft ook: Als je de Nederlandse taal leert bevestig je je bestaan. Zoals ik al zei is dit niet meer zijn enige thema, veel van de columns die Kader Abdolah schrijft hebben te maken met de actualiteit. Hij speelt hier goed op in. Er zijn dan ook veel recensenten die erg positief zijn, een recensent in De Morgen schrijft: De column is een vluchtig genre, maar niet als Kader Abdolah het beoefent. Het thema van zijn boeken blijft het vluchteling zijn, maar in zijn columns laat hij dit vaak volledig los, om zich te richten op de actualiteit. Nu we de inhoudelijke verschillen tussen Kader Abdolahs boeken hebben bekeken, moeten we natuurlijke ook de literaire verschillen vergelijken. Omdat zijn boeken niet allemaal binnen hetzelfde genre vallen is dit moeilijk te vergelijken. De handelingen die hij beschrijft zijn complexer en ook zijn zinnen worden langer en complexer. Toch is Kader Abdolah nog steeds een man die zo weet te schrijven dat geen woord van zijn tekst overbodig is. Tot slot rest ons nog de vraag of Nederland dan ook écht een tweede vaderland is geworden voor Kader Abdolah. Zelf heeft hij hier een artikel over geschreven. Hij heeft ook een eigen visie op de verschillende fases die een vluchtelingauteur doorloopt. De eerste fase noemt hij voor zichzelf de gordijnenfase, hij was hierin nog niet echt met Nederlands bezig. Hij zag zijn vlucht als een mislukking, omdat hij zich niet kon vinden in het Nederlands. Tot het achtste verhaal van zijn eerste bundel vertaalde hij alle verhalen naar het Perzisch, daarna lukte het niet meer. Er brak toen een nieuwe fase aan, die hij zelf de graffase noemt. Deze fase was een periode van worsteling met zichzelf, was hij een Perzisch schrijver of een Nederlandse schrijver? Ondanks deze worsteling vind hij zijn plaats in het Nederlands, waar hij zich nog altijd goed in kan vinden. Hij schrijft zelf in zijn artikel: Het was een grote verhuizing. Ik heb alles een nieuwe plek gegeven in de Nederlandse taal. Toch spreekt hij in een interview een sterk verlangen uit: Nu schrijf ik mijn Perzische gedachten met Nederlandse woorden en grammatica. Ik hoop dat ik op een dag kan terugkeren om mijn Nederlandse gedachten in Perzische woorden te schrijven.’

Want Kader Abdolah is en blijft een Pers.