Een vierde probleem met onderwijs

Inleiding

Het lijkt wel alsof het opleidingsvak alleen maar problemen kent. Problemen met het realiseren van een hoog rendement. Problemen met het toetsen en meten van de ontwikkeling die leerlingen doorlopen. Problemen met het creëren van conservatievelingen in plaats van creatievelingen. Problemen met het realiseren van een effectief onderwijsmodel waar iedereen voordeel van heeft. Maar dan ook nog problemen met de mensen die werken in het onderwijs.

Onderwijzers en onderwijsmanagers

Eigenlijk bestaat dit probleem al sinds de tijd dat er onderwijzers zijn en schoolleiders of -directeuren. De meeste leerkrachten hebben geen gemakkelijke relatie met hun schoolleider. Dat is geen Nederlands probleem overigens, maar een wereldwijd probleem. Zodra een leerkracht iemand boven zich krijgt, wordt deze toch gezien als een soort controlerende baas die de eigen vrijheid beperkt. In sommige gevallen klopt dat gevoel ook nog. Sommige schoolleiders zijn niet instaat te vertrouwen op de professionaliteit van hun leerkrachten. Soms hebben ze daar gelijk in. Vaker is dat een kwestie van de eigen ervaringen als leerkracht. Want veel schoolleiders en -directeuren zijn vaak voormalige leerkrachten, docenten of conrectoren. Waarbij ze toch vaak het gevoel en idee hadden het zelf goed te doen, terwijl hun collegas er een beetje een zooitje van maakten. Vaak nog onderbouwt met voorbeelden als:

Ik had heel veel werk om zijn klas op niveau te brengen, voordat we met mijn lesstof konden beginnen.
Zij kan geen orde houden, ze is veel te lief voor haar leerlingen.
Ze laten tegenwoordig ook maar iedereen toe tot het vak, om de tekorten op te heffen. Als ze eerste klas rekenwerk aankunnen kunnen ze al leerkracht worden.
Hij doet nooit iets voor school. Als er een schoolreisje georganiseerd moet worden of iemand iets vrijwillig moet doen, dan ben ik altijd degene die actie onderneemt.

Met zulke voorbeelden is het natuurlijk wel logisch dat iemand als hij of zij eenmaal zelf schoolleider is nu niet bepaald van vertrouwen in zijn collega’s overstroomt.

Maar veel leerkrachten en docenten vergeten bij al hun kritiek op hun collega’s vaak maar één punt: Zichzelf.

Het probleem

Het vierde probleem in het onderwijs zijn niet de managers, maar de leerkrachten en docenten. Ze gaan met een te mooi zelfbeeld lesgeven. Ze wilden al vanaf het eerste moment dat ze met
school in aanraking kwamen leraar worden. Ze willen iets terugdoen voor anderen. Het is toch geweldig om andere mensen te helpen zich te ontwikkelen. Maar ze vergeten dat ze vervolgens te maken krijgen met groepen persoonlijkheden die allemaal hun eigen wensen en ideeën hebben. Daarnaast hebben ze ook een te rooskleurig beeld van wat lesgeven werkelijk inhoud. Ze krijgen allerlei didactische vaardigheden aangeleerd en pedagogische theorieën en mogen een aantal uren stage lopen. Maar blijken allemaal te vergeten dat leerlingen tijdens stages vaak heel lief zijn, omdat hun leerkracht ze heeft gewaarschuwd.
Als je vervelend doet, dan zwaait er wat. Dus goed opletten.

Daarnaast is het natuurlijk ook iets nieuws voor die leerlingen. Een stagiaire is een breuk in de dagelijkse saaiheid van het leerbestaan. Er staat iemand anders voor de klas. Dan moet je het wel heel slecht doen willen leerlingen zich niet rustig houden. Ze hebben dus vaak een mooier beeld van het onderwijs, omdat ze vaak ook alleen kijken naar het lesgeven en niet naar het totaal van het onderwijs.

Verder hebben veel leerkrachten en docenten het idee dat zij de bron der kennis zijn, zijn ze vaak ook behoorlijk eigenwijs en kritisch naar ideeën van anderen. Nu is er niets op kritiek tegen, maar als je eerst met kritiek begint en dan met vragen, dan kun je je afvragen of je niet probeert om de boel tegen te werken. Vaak is het dan ook nog zo dat na flink wat kritiek, de vragen niet meer nodig zijn, want de ander is allang afgedropen en gedemotiveerd.

Daarnaast zien veel leerkrachten en docenten een belangrijk punt over het hoofd, ze zijn conservatief. Ze houden zaken graag zoals ze zijn. Aan de ene kant ook wel logsich. Als je de boel voortdurend verandert dan kunnen leerlingen niet leren. Rust is een belangrijke factor in het leerproces. Zowel rust in de vorm van stilte als in de mate van veranderingen in didactische werkvormen en lesmethoden. Maar conservatief betekent ook dat je moeite hebt met veranderingen die passen bij de tijd waarin je op dat moment leeft. Kijk naar de weerstand die leerkrachten en docenten ervaren ten aanzien van de wijze waarop leerlingen zich tegenwoordig onderling gedragen en tegenover hun docenten. Of kijk naar het feit dat leerkrachten onderwijsvernieuwingen vaak met veel weer- en tegenstand in- en uitvoeren. Maar kijk ook naar het feit dat leerkrachten verwachten dat al hun leerlingen zich op dezelfde manier gedragen en dezelfde beleefdheidsvormen hanteren. Verder vinden leerkrachten het heel vervelend om nieuwe didactische technieken te moeten leren, vaak met de vraag wat er nu eigenlijk beter aan is dan wat zij op de pedagogische academie hebben geleerd.

Probleem oplossen

Nu zou je als eenvoudige oplossing voor dit probleem natuurlijk alle leerkrachten die een te grote conservatieve invloed hebben kunnen ontslaan. Maar dat is zoiets als je been afhakken omdat je je teen gestoten hebt. Daarbij ga je dan ook voorbij aan al die jaren inzet die leerkrachten en docenten hebben laten zien. Want dat is namelijk wel iets wat je leraren moet nageven ze zijn vaak jarenlang enthousiast en gemotiveerd om dat stelletje gepeupel en ongewassen gebroed te onderwijzen.

Verder zitten er ook voordelen aan conservatisme, het zorgt ervoor dat meerdere generaties probleemloos met elkaar kunnen samenwerken. Er is dus behoefte aan een oplossing die recht doet aan de voordelen van conservatief gedrag en de nadelen er van opvangt. Dat betekent
bijvoorbeeld meer uitwisseling tussen onderwijs en bedrijfsleven, zodat leerkrachten blijven zien wat de toekomst is van hun leerlingen. Maar bijvoorbeeld ook meer schoolleiders en -directeuren opleiden die uitgaan van de positieve krachten van leerkrachten. Schoolleiders die de situatie in de klas belangrijker vinden dan het imago van de school bij de ouders, het ministerie, de inspectie en het bestuur. Schooldirecteuren die er vanuit gaan dat ze te maken hebben met professionals en inzien dat als iemand niet functioneert dat dat niet hoeft te liggen aan zijn onvermogen maar dat het door andere factoren veroorzaakt kan worden. Schoolleiders die weten wat het is om een school aan te sturen. Die begrijpen dat het daarbij gaat om het proces binnen de klas en de relaties tussen de leden van de organisatie en dat de administratie daar een ondersteunend proces voor is.

Maar het is natuurlijk ook belangrijk dat je bij een verandering de docent de kans geeft om mee te veranderen. Leerkrachten moeten tenslotte ook gewoon anders leren werken en dat kost gewoon tijd. Helaas willen we daar vaak geen tijd voor vrijmaken, maar ja dan speel je natuurlijk wel de conservatieve houding van de leerkracht in de kaart. Want dat vergeten we ook vaak als het om leerkrachten gaat, ze willen wel goed werk leveren. Terwijl ze daar vaak niet de kans toe krijgen. We mogen dus van geluk spreken dat onze leerkrachten niet van die opstandige types zijn, die voortdurend hun kont tegen de krib willen gooien over hoe slecht het wel niet gaat. Maar misschien is dat ook wel een deel van het feit dat het onderwijs nog iets realiseert van wat het realiseert. De meeste leraren proberen te roeien met de riemen die ze hebben.

Afbeeldingen

pixelio.de:

  • Gerhard Prantl
  • Dieter Schütz

imageafter.com