Links of rechts in de politiek

Inleiding

Links en rechts zijn veel gebruikte termen in de Nederlandse politiek om partijen in te delen. Waar komt die indeling vandaan en wat houden die begrippen links en rechts nu eigenlijk in? De verklaring van de begrippen links en rechts is eenvoudig. Toen de politieke partijen in de Tweede Kamer begonnen te ontstaan, werden de partijen die links van de voorzitter zaten, linkse partijen genoemd. De partijen die rechts van de voorzitter zaten, werden rechtse partijen genoemd. Dit was voor 1945. Wat de begrippen links en rechts nu betekenen is een stuk moeilijker om uit te leggen. Tegenwoordig betitelt men vooruitstrevende partijen als 'links' en meer behoudende partijen als 'rechts'. De gronden waarop die indeling nu geschiedt staat vaak ter discussie. Dit artikel zal nadere uitleg verschaffen over de ontwikkelingen in de politiek met betrekking tot de termen ‘links’en rechts.

Stappen

Links versus rechts

De termen links en rechts beogen in het algemeen kiezers meer duidelijkheid te geven. Omdat de indeling echter door partijen zelf en ook door kiezers op verschillende wijzen wordt uitgelegd, is verdere uitleg van belang. Zo heeft de indeling vaak meer te maken met het beeld dat van een partij bestaat, dan met concrete programmapunten. Bovendien kan een partij op sommige punten behoudend ('rechts') zijn, maar bij andere onderwerpen juist weer progressief ('links'). Verder hebben partijen vaak 'vleugels': dat zijn partijleden die conservatievere of progressievere standpunten hebben dan de officiële partijlijn.

Linkse partijen zijn voor een grotere rol van de overheid in het maatschappelijk leven, terwijl rechtse partijen die rol beperkt willen houden. Voor een nadere plaatsbepaling worden ook de termen centrum, centrum-links en centrum-rechts gebruikt. Partijen met radicale opvattingen worden extreem-rechts of extreem-links genoemd.


Geschiedenis

Tot de Tweede Wereldoorlog betekende 'rechts' confessioneel en 'links' niet-confessioneel. Zowel de liberalen als sociaal-democraten werden tot 'links' gerekend. Nederland kende sinds het einde van de negentiende eeuw de zogenaamde 'rechtse' coalitie, het samenwerkingsverband van de katholieke en protestantse partijen.

De tegenstelling tussen 'gelovigen' en 'ongelovigen' (antithese) als politieke scheidslijn was geïntroduceerd door Abraham Kuyper i. Slechts in enkele uitzonderingsgevallen werkten de beide stromingen samen in een kabinet. Voor de sociaal-democraten duurde het zelfs tot 1939 voor de rechtse partijen bereid waren om samen met hen een kabinet te vormen.

Na de oorlog werden wel kabinetten van 'rechts' (confessionelen) en 'links' (sociaal-democraten) gevormd. De oude indeling werd toen steeds meer vervangen. Toen werden rechts-links gebruikt als beeld voor conservatief en progressief.

In de jaren zestig en zeventig werd de tegenstelling tussen partijen, en ook tussen 'rechts' en 'links' groter dan in de jaren vijftig. Dat werd polarisatie genoemd. Partijen als VVD en PvdA sloten uit dat zij met elkaar in een kabinet zouden samenwerken. Die polarisatie duurde tot begin jaren tachtig. Onder de kabinetten-Lubbers verdween de scherpe tegenstelling weer en in 1994 bleek zelfs samenwerking mogelijk van PvdA en VVD.


Eigenschappen linkse en rechts partijen

Linkse partijen worden dus vaak als progressief en vooruitstrevend bestempeld. Zij hebben ook vaak als doel de samenleving rechtvaardiger te maken. Deze partijen hebben de volgende doelen vaak gemeen:

  • Staatsbemoeienis op sociaal-economisch gebied, bijvoorbeeld het vaststellen van minimumloon.
  • Geen bezwaar tegen belastingverhoging in ruil voor een hogere sociale zekerheid, bijvoorbeeld werkloosheidsuitkeringen worden betaald uit een belastingverhoging.
  • Voorstanders van een verzorgingsstaat, de overheid heeft de taak om de burger te verzorgen van de wieg tot het graf.
  • Democratisering van het bedrijfsleven, bijvoorbeeld de arbeiders in fabrieken krijgen medezeggenschap.
  • Nationalisatie van de productiemiddelen, bijvoorbeeld grote bedrijven worden eigendom van de staat en de winsten worden verdeeld onder de arbeiders.
  • Nivellering, iedereen moet gelijke kansen krijgen zodat de grote verschillen tussen rijk en arm verdwijnen, bijvoorbeeld in het onderwijs.
  • Niet al te veel geld uitgeven aan de verdediging, bijvoorbeeld een kleiner leger.
  • Meer geld uitgeven aan bijvoorbeeld ontwikkelingshulp.

De rechte partijen worden vaak bestempeld als conservatief. Zij willen de samenleving niet veranderen omdat ze die al rechtvaardig vinden. Deze partijen delen vaak de volgende doelstellingen:

  • Geen staatsbemoeienis, op sociaal-economisch gebied, maar geestelijke, politieke en economische vrijheid van burger en bedrijfsleven.
  • Geen belastingverhoging voor de burger en het bedrijfsleven, want dat hindert alleen maar de vrijheid van keuze van de burger en het bedrijfsleven.
  • De overheid hoeft niet voor alles te zorgen. De taak van de overheid ligt in hoofdzaak bij het handhaven van en toezicht houden op recht en orde.
  • Democratisering van het bedrijfsleven moet niet te ver gaan, want dat hindert een goede bedrijfsvoering.
  • Geen nationalisatie, integendeel. De productiemiddelen moeten in handen zijn van particulieren. Doel is winst maken. Dat kunnen particuliere bedrijven beter dan staatsbedrijven. Door winst te maken, ontstaat er werkgelegenheid, koopkracht, welvaart en welzijn. Verschil in beloning verhoogt de motivatie en de inspanning. Men wil beloning naar prestatie. Nivellering moet je dus vermijden.
  • Wel geld uitgeven aan een goede verdediging van het land.
  • Ontwikkelingshulp is belangrijk maar niet een hoofddoelstelling.

In het kort zou je kunnen zeggen dat het hoofdverschil zit in de rol die de staat zou moeten spelen in het beschermen van de zwakken in de samenleving. Rechtse partijen vinden in tegenstelling tot de linkse partijen dat er zoveel mogelijk moet worden overgelaten aan het particulier initiatief.

De partijen

Van de huidige partijen worden Partij voor de Dieren, SP, GroenLinks, PvdA als 'links' beschouwd. Voor D66 is die aanduiding minder zeker; vooral na de deelname van de partij aan het tweede kabinet-Balkenende. De partij wordt niettemin als 'centrum-links' gezien.

Een partijen als de SGP kan zonder veel discussie tot rechts worden gerekend. Bij partijen als de VVD en het CDA ligt dat anders. Gelet op de standpunten ten aanzien van inkomens, overheidsingrijpen en gezagshandhaving zouden VVD en CDA bij rechts ingedeeld kunnen worden. Op het gebied van ethische vraagstukken (abortus, euthanasie) geldt de VVD echter eerder als 'links'.

Ook een partij als de ChristenUnie past niet zo eenvoudig in het 'links-rechts'-schema. Die partij is voorstander van een krachtig milieubeleid en is ook op sociaal gebied enigszins als 'links' te beschouwen. Ten aanzien van vraagstukken als 'gezag' en 'normen en waarden' is de partij echter weer meer 'rechts' te noemen.

Momenteel zijn er nauwelijks serieuze extreem-rechtse of extreem-linkse partijen. In de jaren tachtig en negentig werden de Centrum-democraten als extreem-rechts beschouwd.