Het verschil tussen de correspondentietheorie en de coherentietheorie

‘De’ theorie van de waarheid?

Binnen de correspondentietheorie en de coherentietheorie gaat men op zoek naar de waarheid. Elke theorie doet dit op zijn eigen manier. Ik ga beide theorie uiteenzetten en hun verschil aangeven, tenslotte ga ik besluiten welke theorie ik het beste vind. Het verschil tussen de theorieën is dat de correspondentietheorie waar en onwaar gaat definiëren aan de hand van de correspondentie met de werkelijkheid, en de coherentietheorie waar en onwaar gaat aantonen aan de hand van het coherent zijn met uitspraken die al als waar zijn genomen (De rijk, 2006). Volgens Lorenz verschillen beide theorieën echter niet zozeer van elkaar maar vullen ze elkaar eerder aan. Waar de correspondentietheorie de waarheid gaat definiëren gaat de cohesietheorie uitleggen hoe waarheid gecontroleerd wordt (Lorenz, 1998, pp.51).

Wat is de correspondentietheorie

De correspondentietheorie gaat ervan uit dat iets enkel waar kan zijn wanneer het overeenkomt met de werkelijkheid. Wanneer een uitspraak correspondeert met de feiten dan is de uitspraak waar. De realiteit vormt dus de oorzaak van de waarheid of onwaarheid (De rijk, 2006). Om een voorbeeld te nemen, als iemand zegt: “Het regent”, kijk ik naar buiten en het is aan het regenen. De uitspraak “Het regent” correspondeert met de werkelijkheid, dus hieruit kan je besluiten dat de uitspraak op waarheid berust is. Wanneer je beweert : “De hond ligt in zijn mand.” Dan is volgens Russell deze bewering pas juist wanneer ‘de hond’(A.) en ’de mand’(B.) bestaan en wanneer de relatie ‘er in liggen’ (C.) overeenstemt met de werkelijkheid, namelijk dat de hond in zijn mand ligt. Wanneer een van deze dingen (A. of B.) of de relatie (C.) ontbreekt dan is de bewering volgens Russell niet juist. Dus volgens Russell is iets “waar” wanneer het overeenkomt met een complex samenhangend systeem (Russell, 1999, p.74). Via feitelijke beweringen komen we het bestaande te weten. Wanneer objectieve feiten en uitspraken met elkaar corresponderen dan zijn ze waar (Chris Lorenz, 1998, p.47-48). Daarbij gaat de correspondentietheorie van de waarheid ervan uit dat zinvolle uitspraken aansluiten met zijnsdomeinen, en dat ze onafhankelijk zijn van het denken. Samen vormen ze een object voor het denken aangezien onze denkinstrumenten van nature gericht zijn op deze zijnsdomeinen (De Rijk, 2006, pp.146).

Hoe werk de coherentietheorie

De coherentietheorie gaat de waarheid controleren door bepaalde uitspraken met elkaar te vergelijken. Een uitspraak is volgens de coherentietheorie “waar” wanneer deze coherent is met een als waar genomen uitspraak (Lorenz, 1998). De waarheidsbouw van de coherentietheorie bestaat volgens De Rijk uit een zelfdragende constructie. Men gaat uit van een bepaalde evidente waarheid. Deze evidente waarheden bieden een fundament voor andere uitspraken. Er heerst dus een bepaalde cohesie of samenhang, waaruit de evidente waarheid zijn waarheid doorgeeft aan andere uitspraken. De uitspraak (a.) : “Alle roodborstjes hebben een rode borst”, wordt als waar aanvaard. Dan is de uitspraak (b.), “Het roodborstje in mijn tuin, heeft een rode borst”, ook waar, want uitspraak (a.) geeft zijn waarheid door aan uitspraak (b.). De waarheid speelt dus een rol in een samenhang van aangenomen waarheden, deze waarheden hebben als doel om “..oriëntatie in de wereld van ervaring tot stand te brengen, deze te structureren en te harmoniseren”(De rijk, 2006, p.144). Het waarheidsgehalte hangt dus af van de daarvoor erkende uitspraken.

Welke theorie kiezen

Om de waarheid aan te kunnen tonen zou ik beroep doen op de coherentietheorie. Vooral omdat binnen de correspondentietheorie heel wat onduidelijkheden zijn en omdat er veel kritiek op is gekomen. Ten eerste loopt deze theorie stuk op onoplosbare paradoxen. Een voorbeeld hiervan zou kunnen zijn als een Italiaan zegt dat alle Italianen liegen. Liegt deze Italiaan dan wel of niet? Daarbij spreekt men over de samenhang van werkelijkheid en taal, maar deze bestaat echter niet omdat de waarneming van de realiteit altijd talig geordend is. Er bestaat dus niet zoiets als een correspondentie tussen werkelijkheid en taal, omdat de werkelijkheid het product is van de taal. De werkelijkheid wordt dus gevangen gehouden en gekleurd door de taal (Lorenz.,1998).

Volgens De Rijk is de correspondentietheorie innerlijk tegenstrijdig want men spreekt over “kennen van het kenobject zoals het is, onafhankelijk van enig kennen.” En dat is innerlijk tegenstrijdig (De Rijk, 2006). Daarbij bedacht ik een voorbeeld dat aantoont dat ik liever de coherentietheorie zou aanhangen dan de correspondentietheorie. Er is een persoon en die is ernstig ziek, hij eet een besje en hij geneest. Als ik mij zou baseren op de correspondentietheorie zou ik aan de hand van de feiten ervan uit gaan dat de stelling: “Eet een besje en je geneest” correct is. Maar als ik dan aan de hand van de coherentietheorie zou denken, dan zou deze eerst zoeken naar andere ware stellingen die de stelling als waar of onwaar zouden kunnen beschouwen. Al snel zou ik inzien dat deze stelling niet waar kan zijn, omdat er een stelling zou kunnen zijn die zegt dat besjes eten gezond is. Maar daar kan ik niet uit afleiden dat het geneeskrachtig zou kunnen zijn. Aan de hand van dit voorbeeld verkies ik dus de coherentietheorie.

Bronnen

Bronnen: L.M. de Rijk (2006). Religie, normen, waarden: een kritische blik op een maatschappelijk debat. Amster-dam: Bakker. Bertrand Russell (1999 [1912]). The Problems of Philosophy. Mineola (New York): Dover Publications. Chris Lorenz (1998 [1987]). De constructie van het verleden. Een inleiding in de theorie van de geschiedenis. Amsterdam–Meppel: Boom