Genotype en fenotype

Inleiding

Van een pasgeboren baby word vaak gezegd: 'Ik vind dat hij op zijn moeder lijkt' of: 'Zij heeft de ogen van haar vader.' Je ziet dus dat je uiterlijke kenmerken erft van je vader en je moeder. Dit lijkt allemaal logisch, maar waar komt dat eigenlijk door?

Fenotype

Het fenotype zijn al je zichtbare eigenschappen, denk hierbij aan een grote neus, blauwe ogen etc. De informatie voor al je erfelijke eigenschappen ligt in de celkernen. In elke cel van je lichaam heeft de celkern alle informatie voor je erfelijke eigenschappen, en dan te bedenken dat je lichaam biljoenen cellen bevat!

Genotype

In elke celkern van je lichaam ligt dus de informatie voor al je erfelijke eigenschappen. Die informatie ligt eigenlijk in de chromosomen, dat zijn langgerekte dunne draden die voor een groot deel bestaan uit DNA. De stof DNA bevat de informatie voor je erfelijke eigenschappen. Het DNA in de chromosomen in één enkele celkern bezit alle informatie over al je erfelijke eigenschappen. Die informatie noem je het genotype.

Chromosomen

Chromosomen zijn dus langgerekte dunne draden die voor een groot deel uit DNA bestaan. Ze liggen in elke celkern als een wirwar door elkaar. Met een microscoop kan je de chromosomen meestal niet zien, maar als een cel zich gaat delen zijn de chromosomen wél zichtbaar. Een mens bevat 46 chromosomen per celkern. In elke celkern zijn er telkens 2 chromosomen aan elkaar gelijk, dus heb je 23 chromosomenparen. De chromosomen in een chromosomenpaar hebben ook de informatie voor dezelfde erfelijke eigenschappen.

Andere organismen

Andere organismen bevatten ook chromosomen, maar niet hetzelfde aantal als de mens. Elk organisme bevat een even aantal chromosomen, zodat ze altijd in paren kunnen zijn.

Soort Aantal chromosomen
Bananenvlieg 8
Huisvlieg 12
Erwt 14
Ui 16
Tomaat 24
Groene kikker 26
Kat 38
Mens 46
Veldmuis 46
Aardappel 48
Hond 78
Adelaarsvaren 104
Hermietenkreeft 254

Hoe komt het fenotype tot stand?

Het genotype kan bijna alle eigenschappen bepalen. Als je bijvoorbeeld blond haar hebt, wordt deze kleur veroorzaakt door je genotype. Ook als je krullend haar hebt wordt deze eigenschap bepaald door je genotype. Maar het genotype kan niet al je uiterlijke eigenschappen bepalen. Als je bijvoorbeeld blond haar hebt, kun je je haren zwart verven. De kleur van je haar is dan veranderd, maar als je je haar daarna niet opnieuw verft zal je haar weer blond worden. Dat komt omdat de informatie die in je genotype zit nog steeds weet dat je haar blond is. Ook als je een blanke huid hebt kan je fenotype tijdelijk veranderen. Want als je in de zomer veel in de zon bent word je huid bruin. Maar in je genotype zit nog steeds de informatie dat je een blanke huid hebt.

Conclusie

Uit deze voorbeelden blijkt dat het fenotype maar voor een deel wordt bepaald door het genotype. Het fenotype kan door veel oorzaken veranderen, zonder dat het genotype verandert. De oorzaken van deze veranderingen noemen we ook wel 'invloeden uit het milieu'