Voorhistorische dieren

Hoe weten we iets van voorhistorische dieren

Veel vreemde dieren leefden vroeger in de wereld. Heel lang geleden vlogen er grote monsters met leerachtige vleugels, maar zonder veren rond. In een ander tijdperk waren paarden ongeveer zo groot als een hond. Dieren die op olifanten leken, hadden lang, wollig haar. Deze en duizenden andere dieren van vroeger zijn alle verdwenen.

Hoe weten we dat ze ooit geleefd hebben

Gelukkig zijn sommige in ijs bewaard gebleven. Wolharige mammoets, grote olifanten, bevroren minstens tienduizend jaar geleden in drijfzand in Alaska en Siberie. Zij werden door de koude prachtig bewaard en van tijd tot tijd vindt men ze nog en graaft men ze uit hun natuurlijke diepvries. In Californie gebeurde er iets heel anders. Vele dieren van vroeger vielen in een asfaltmeer. Het asfalt doodde de bacterien en daarom gingen de dieren niet rotten. Op andere plaatsen bedekten zand en modder de dieren toen zij doodgingen. Hun lichamen rotten weg, maar hun botten niet. Langzamerhand veranderden het zand en de modder in steen. Nu, miljoenen jaren later, kunnen de geleerden de versteende botten bestuderen. Door goed detectivewerk kunnen zij zich er een voorstelling van maken hoe de lichamen er duizenden of miljoenen jaren geleden uitgezien moeten hebben.

Wat is een fossiel

Heb je wel eens een steen in tweeen gebroken en er iets in gevonden dat eruitzag als een afbeelding van een schelp, een vis of een torretje? We noemen deze dingen fossielen en het zijn meer dan afbeeldingen. Het zijn de werkelijke afdrukken van echte planten en dieren die heellang geleden op aarde leefden.

Hoe kan een plant ot dier binnenin een hard gesteente gekomen zijn

Dit is het verhaaltje van een fossiele vis: miljoenen jaren geleden ging hij dood en viel in de modder van een meer. Een rivier bracht meer modder van de bergen naar beneden en gooide dit boven op de vis. Tenslotte had de rivier vele lagen modder en zand op elkaar gestapeld. Toen zag het lichaam van de vis er niet langer uit zoals het gedaan had. Mineralen uit het water hadden de plaats ingenomen van vlees en graten. Maar niets veranderde de plaats waar hij lag, daarom bleef de vorm in de modder achter. Na een hele tijd begon de modder hard te worden. Hij veranderde in steen. Toen vonden er grote veranderingen plaats in het aardoppervlak. De grond onder het meer werd opgelicht en kwam naar boven. Het gesteente met onze vis erin werd hoog en droog omhooggeduwd. En daar bleef het liggen totdat wij het vonden.

Waarom verdwenen de dinosauriers

Wat gebeurde er met de dinosauriers? Waarom gingen ze allemaal dood? Dat is een raadsel dat nog niet opgelost is. Veel geleerden menen dat deze grote dieren verdwenen omdat het klimaat veranderde. De warme, moerassige streken waar ze leefden, werden droog en kil. Zij konden niet genoeg voedsel vinden omdat de waterplanten begonnen te verdwijnen. Ze verzwakten van de honger en toen het koud werd, leden ze nog meer, want ze waren zo groot dat ze niet in grotten of holen konden kruipen voor beschutting. Geleidelijk kwamen alle dinosauriers om van de honger of door de kou. Waarschijnlijk zal niemand er ooit achter komen wat er precies gebeurde. Maar de geleerden zijn het op een voornaam punt eens: de wereld om de dinosauriers heen veranderde. De dieren zelf niet. Zij konden zich zelf niet veranderen om zich aan te passen aan de nieuwe wereld. En daarom waren ze gedoemd om uit te sterven.