(on)Veilig voelen en-of fundamenteel wantrouwen

Inleiding

Als we ons veilig voelen betekent het dat we ons beschut, beschermd, geborgen, vertrouwd en zeker voelen. We hebben dan geen last van angsten en gevaar. We voelen ons op ons gemak. Maar ook mensen hebben een fundamenteel wantrouwende houding. Ze treden de wereld, andere mensen en de omgeving met wantrouwen tegemoed. Ze voelen zich vaak onzeker en minderwaardig. Ze hebben weinig zelfvertrouwen. Ze houden andere mensen op afstand, zeker als mensen te dichtbij komen.

(on)veilig voelen

Of we ons wel of niet veilig voelen hangt af van een aantal factoren:

Situatie:

over het algemeen voelen mensen zich het veiligst in een bekende, vertrouwde situatie. Belangrijk is dat iemand de situatie om zich heen begrijpt en ook begrijpt waarom. Kinderen bijvoorbeeld zijn extra kwetsbaar omdat ze minder begrijpen van de wereld om zich heen. Niet altijd snapt een kind wat er gebeurt en waarom het gebeurt. Hetzelfde geldt voor iemand met een verstandelijke handicap. Die mensen zullen zich daarom sneller onveilig voelen.

De aan- of afwezigheid van personen:

als iemand in een situatie zit waarin hij of zij zich onveilig voelt, helpt het als er iemand bij is die diegene vertrouwt en kent. Je voelt je minder angstig en bedreigd. Lichamelijk contact is bijvoorbeeld belangrijk. Zoals een hand vasthouden als je gaatjes in je oren laat schieten. Zoiets kan het gevoel van veiligheid versterken. Vooral clienten ervaren duidelijk de steun en nabijheid van de ander. Ongewenste intimiteiten kunnen juist gevoelens van onveiligheid oproepen. De client bepaald wat wel en wat niet gewenst is, jij dus niet.

Eerdere ervaringen:

als je van je paard af bent gevallen, moet je vaak iets overwinnen om weer op het paard te klimmen. Omdat je al een keer eerder bent gevallen is het paard dan onveilig geworden. Zulke ervaringen bepalen duidelijk of je je wel of niet veilig voelt in een situatie. Soms is het bij een client niet te zien. Je weet dat stukje geschiedenis niet. Soms is het echter wel duidelijk te zien.

Persoonlijke levensgeschiedenis:

of je je wel of niet veilig voelt, staat in direct verband met de wijze waarop je emotionele ontwikkeling is verlopen.

Het kan een probleem zijn als een client zich onveilig voelt, maar dat hoeft niet. Er zijn mensen die heel wantrouwend in het leven staan, maar de meeste hebben een goede dosis vertrouwen.

Wantrouwend in het leven staan belemmert de eigen ontwikkeling en hindert het aangaan en opbouwen van persoonlijke relaties. Zoiets mogen we niet meer gezond noemen. In hoeverre een client zich onveilig voelt word afgemeten aan de volgende omstandigheden: Frequentie: hoe vaak voelt een client zich onveilig? Omvang: in hoeveel situaties voelt een client zich onveilig? Duur: is er sprake van blijvende gevoelens van onveiligheid of slechts tijdelijk? Gevolgen: in welke mate is er sprake van negatieve gevolgen voor de client zelf en de omgeving?

Funtamenteel wantrouwen

Wanneer een client een fundamenteel wantrouwende houding heeft kan dat verschillende oorzaken hebben:

  • Onveilig hechting
  • Falende opvoeding, falende ouder-kindrelatie, opvoedingsfouten, kindermishandeling, verwaarlozing
  • Traumatische ervaringen zoals pesten, echtscheiding, verkrachting

Onveilige hechting:

Hechting betekent dat er een band ontstaat tussen ouders en kind die nog niet aanwezig was op moment van geboorte. Op moment van geboorte is een baby afhankelijk van zijn ouders. Maar al snel gaat het kind lokgedrag vertonen: huilen, lachen, geluidjes maken, ouders volgen met de ogen en zijn armpjes uitstrekken. Door het kind te troosten, op te pakken, te voeden of te knuffelen is er hechtingsgedrag. Het hechtingsgedrag heeft als resultaat een bepaalde vorm van hechting. Er word onderscheid gemaakt tussen veilige en onveilige hechting. Een veilig gehecht kind zal zich vrij snel door de hechtingfiguur laten troosten en daarna weer verder gaan met waar hij mee bezig was. Een onveilig gehecht kind vertoont ander gedrag. Het kind zal zich niet veilig voelen bij het hechtingsfiguur. Het vermijdt het hechtingfiguur of weert het af. Het kind zal van streek raken als het hechtingfiguur afwezig is, maar is ook ontroostbaar als deze weer terug komt. Voorwaarden voor veilige hechting:

  • het kind dient tenminste door een en bij voorkeur door enkele vaste verzorgers te worden verzorgt. Er moet sprake zijn van een vaste en veilige thuisbasis voor het kind.
  • De contacten moeten een bepaalde kwaliteit hebben. Hoeveel de verzorger betrokken is bij het kind is vooral van belang. Niet alleen lichamelijke behoeften, maar ook behoefte aan aandacht en koestering is nodig.
  • De opvoeders moeten voorspelbaar reageren. Als een kind wanneer het aan het huilen is de ene keer word getroost en de andere keer word geslagen zal het geen gevoel van veiligheid ontwikkelen.

Oorzaken van onveilige hechting:

Wanneer er een onveilige hechting is kan de oorzaak bij de ouders liggen, maar ook bij het kind zelf. Er is sprake van een continue wisselwerking tussen ouders en kind. Deze wisselwerking heeft het begrip: responsiviteit. Het kind heeft wel degelijk invloed op de hechting tussen ouders en kind.

  • Niet responsief gedrag bij ouders: het kind niet troosten als het pijn heeft.
  • Niet responsief gedrag bij kind: het kind zal niet ophouden met huilen ook al hebben de ouders meerdere pogingen gedaan om het kind te troosten. Bij dit gedrag krijgen de ouders het gevoel alsof ze het niet goed doen. Ze zullen sneller gevoelens van afkeer en agressiviteit ontwikkelen.

De kans op een onveilige hechting word groter wanneer de ouders:

  • Huwelijksproblemen, finciele problemen of huisvestingsproblemen hebben
  • Lijden aan een psychiatrische stoornis lijden
  • Vaak afwezig zijn
  • Het verleden niet hebben verwerkt
  • Een ander temperament hebben dan het kind
  • Het kind over of onder stimuleren
  • Het kind zien als bezit of als vervangkind
  • Er niet in slagen om het kind te troosten

De kans op een onveilige hechting word groter wanneer het kind:

  • Doof of blind is
  • Een lichte hersenbeschadiging heeft
  • Een verstandelijke handicap heeft
  • Een (ernstige) lichamelijke ziekte heeft
  • Veel in het ziekenhuis opgenomen werd

Belangrijke informatie

Falende opvoeding:

Ouders moeten het kind een liefdevolle en beschermende omgeving bieden. De opvoeders moeten het kind ondersteunen en ze moeten zich emotioneel betrokken bij het kind voelen. Er moet sprake zijn van betrokkenheid, acceptatie en affectie. Er hoort een warm en ondersteunend opvoedingsklimaat te heersen. Het kind ontwikkeld hierdoor een gevoel van basisvertrouwen en kan deze houden. Het kind ontwikkelt dus vertrouwen in zichzelf en in anderen. Wanneer er een koel en negatief opvoedingsklimaat heerst zal het kind een basis van wantrouwen ontwikkelen. Het kind heeft geen vertrouwen in zichzelf en in anderen. De ouders geven hem telkens de bevestiging dat zijn ouders geen vertrouwen in hem hebben. Er is sprake van een negatief opvoedingsklimaat wanneer de opvoeders:

  • Vooral letten op negatieve dingen en hem meer kritiek geven dan complimentjes
  • Het kind niet vertrouwen
  • Het kind voorwaardelijk liefhebben. Ze houden alleen van het kind als het zich netjes gedraagt enz.
  • Niet betrokken zijn en geen interesse tonen voor het kind.

Traumatische ervaringen:

Buiten het gezin om kan het kind ervaringen opdoen die een negatieve invloed hebben op de ontwikkeling van het kind. Bijvoorbeeld: sexueel misbruik, slachtoffer of getuige zijn van een beroving, oorlogsgeweld of een ongeluk. Deze extreem schokkende ervaringen zijn voor mensen zo moeilijk te verwerken dat vooral een kind zich er geen raad mee weet. Jarenlang of soms levenslang kan zo’n ervaring het leven van iemand beheersen. Nachtmerries of soortgelijke omgevingen waar een traumatische ervaring heeft plaats gevonden die ontweken worden kunnen het gevolg zijn. Het zelfvertrouwen krijg een onzettende deuk. Er kan hier niks aan gedaan worden. Soms voelt iemand zich niet meer veilig in de eigen omgeving. Met een volledig isolement als gevolg. Het komt voor dat het slachtoffer er niet over wil praten. Dit komt doordat het slachtoffer zich schaamt en/of vernedert voelt. Het slachtoffer wil het allemaal vergeten. Oppervlakkig kan de gebeurtenis vergeten worden, maar onbewust speelt het nog een grote rol.

Links