Hoe moet je schoonmaken

Inleiding in het schoonmaken

Vroeg of laat krijgt iedereen er wel mee te maken: je moet iets schoonmaken. Maar hoe doe je dat precies en welke middelen kan je er het beste voor gebruiken?  

Soorten

Om iets goed schoon te krijgen gebruik je een schoonmaakmiddel. Er zijn vele soorten. Je kunt ze indelen naar:

  • reinigingsmiddelen
  • onderhoudsmiddelen
  • gecombineerde middelen
  • desinfectiemiddelen
  • vlekoplosmiddelen.

Reinigingsmiddelen

Onder reinigingsmiddelen vallen de middelen die een bepaalde eigenschap bezitten. De toepassing wordt bepaald door de (uit)werking van het middel. Zo kun je onderscheid maken in een aantal reinigingsmiddelen zoals:

  • afwasmiddelen
  • allesreinigers
  • natuurlijke zeep
  • schuurmiddelen
  • synthetische zeep of detergenten
  • tapijtshampoo
  • toiletreinigers

Natuurlijke zeep

Natuurlijke zeep wordt gemaakt van plantaardig of dierlijk vet. Gebruik je natrium bij de bereiding van zeep, dan krijg je een hardere zeep. Gebruik je kalium bij de bereiding van zeep, dan krijg je zachtere of vloeibare zeep.

Zeep heeft een aantal eigenschappen zoals: een goede werking in warm water, een slechte werking in koud water, het oplossen van goedkope kleurstoffen, het vermogen om vuil te verwijderen, een licht ontsmettende en bacteriedodende werking, het vormen van kalkzeep met hard water.

Synthetische zeep

Detergenten zijn wasmiddelen die op chemische wijze gemaakt zijn. De grondstoffen voor deze middelen zijn aardolie en zuren. Detergenten of wasmiddelen worden ingedeeld in drie categorieën:

  1. kationogene detergenten. Dit zijn detergenten die goed bevochtigen maar minder goed reinigen. Ze worden gebruikt in wasverzachters.
  2. Aniogene detergenten. Dit zijn detergenten die minder gevoelig zijn voor hard water. Ze komen veel voor in textiel- en handwasmiddelen.
  3. Niet-ionogene detergenten. Deze detergenten zijn het minst gevoelig voor hard water. Ze worden gebruikt (in combinatie met katonogene en aniogene detergenten) in poedervormige en vloeibare wasmiddelen.

Detergenten bezitten onder andere de volgende eigenschappen:

  • ze schuimen minder dan zeep
  • ze lossen goed op in koud water
  • ze zijn niet alkalisch
  • ze hebben een beter bevochtigend vermogen dan zeep.

Reinigingsmiddelen bevatten allerlei toevoegingen die een extra functie aan het middel geven. Afhankelijk van de toepassingen kun je de volgende middelen onderscheiden:

  • vulmiddelen, goedkope zouten die weinig resultaat geven -conserveermiddelen, voor het verbeteren van de houdbaarheid
  • parfums, om het middel een frisse geur te geven
  • bleekmiddel, om een blekende werking te krijgen
  • schurende middelen, een toevoeging van vaste stoffen met een zachte structuur zoals bijvoorbeeld krijt.
  • verdikkingsmiddelen, om een hogere concentratie te krijgen
  • sekwestreermiddel, een stof die polyfosfaten, calcium en magnesium op een manier bindt zodat er geen kalksteen en kalkzeep ontstaat
  • desinfecterende middelen (ammonia)
  • schuimvormers (afwasmiddel) of schuimremmers (allesreiniger).

Onderhoudsmiddelen

Deze middelen zorgen ervoor dat het behandelde voorwerp in goede conditie of staat blijft. Denk aan het onderhouden van meubilair zoals tafels, stoelen en kasten, of aan vloeren zoals een parketvloer of linoleum. De middelen die je voor dit onderhoud kunt gebruiken zijn:

  • was (met terpentine of water als oplosmiddel)
  • boenwas (was met terpentine)
  • zelfglanswas (was op waterbasis).

Gecombineerde middelen

Bepaalde middelen kun je goed samenvoegen. Dit wordt gedaan om in slechts één behandeling een dubbele werking te krijgen: een reinigende werking en een onderhoudende werking. Onder gecombineerde middelen vallen: -dweilwassen of wiswas (een combinatie van was op waterbasis met zeep als toevoeging) -spraycleaners (een was met terpentine als oplosmiddel die machinaal op de vloer gesproeid wordt).

Desinfectiemiddelen

Soms is het noodzakelijk om alle micro-organismen te vernietigen. Om dit te bereiken moet je gebruik maken van desinfectie- of ontsmettingsmiddelen. Het zijn middelen die gericht zijn op het doden van micro-organismen. Producten met een desinfecterende werking zijn: -alkaliën -alcohol -fenol -chloor -zuren -soda -quats

Vlekoplosmiddelen

Er zijn situatie waarbij een sterk vetoplossend product nodig is. Hiervoor worden meestal organische oplosmiddelen gebruikt. Ze hebben een sterk vetoplossend vermogen. Je kunt ze zowel zelfstandig als in combinatie met elkaar gebruiken. De met water mengbare oplosmiddelen zijn het beste geschikt in waterhoudende reinigingsmiddelen. De middelen die niet met water mengbaar zijn, worden als ontvettings- of ontvlekkingsmiddel gebruikt. Je kunt de volgende oplosmiddelen onderscheiden:

Alcohol en spiritus. Spiritus bestaat uit 2 soorten alcohol: methylalcohol en ethylalcohol. Brandspiritus is meestal blauw van kleur en bevat 70 à 85% alcohol (het is ongeschikt voor consumptie!). Je gebruikt brandspiritus als vetoplosser en als poetsmiddel voor chroom, glas en roestvrij staal.

Aceton. Dit is een kleurloze vloeistof die je mengt met water en gebruikt om vetvlekken te verwijderen.

Minerale middelen. Dit zijn oplosmiddelen die gewonnen zijn uit aardolie. Je noemt ze ook wel aardoliedistillaten. Je moet hierbij denken aan terpentine, per en tri. Je verwijdert hiermee vlekken van vetten, oliën en teer.

Let op! De genoemde oplosmiddelen zijn licht ontvlambaar en erg vluchtig. Als je deze middelen gebruik, moet je goed luchten en open vuur, zoals bijvoorbeeld een aansteker op een afstand houden!

Symbolen

Veel reinigingsmiddelen zijn te gebruiken zonder dat je speciale voorzorgsmaatregelen hoeft te nemen. Bij het gebruik van sterke middelen om hardnekkig vuil te verwijderen, moet je dat echter wel. Lees vooral de veiligheidsvoorschriften die op het etiket vermeld staan. Meestal wordt de tekst ondersteund met symbolen die duiden op de werking van het product, zoals:

  • explosief
  • licht ontvlambaar
  • giftig
  • schadelijk
  • gevaarlijk voor het milieu
  • oxiderend
  • corrosief
  • irriterend
  • symbool voor niet mengen.