Wat betekenen die banktermen allemaal

Inleiding

Geld is voor iedereen belangrijk, maar die termen allemaal begrijpen is niet zo eenvoudig.

Een bankier vertelt je wel hoe je een rekening moet openen, je geld beleggen, verzekeringen aangaat .... Maar eens thuisgekomen vraag je je af wat was dat nu weer? Daarom een korte en simpele uitleg, zodat het allemaal wat duidelijker is.

De termen:

*Soorten rekeningen:

  • Zichtrekening: of werkrekening is bestemd voor allerlei verrichtingen.
  • Spaarrekening: is ideaal om te sparen zonder risico waarbij het geld beschikbaar blijft voor voorziene of onvoorziene uitgaven.
  • Termijnrekening: een beleggingsvorm om te sparen zonder risico tijdens een vooraf bepaalde periode.

Termen i.v.m. deze rekeningen:

  • Kredietmarge: saldo dat je onder nul kan gaan.
  • Saldo: nieuwe bedrag op de rekening na een verrichting.
  • Doorlopende opdracht: een automatische overschrijvingsopdracht waarmee u op vaste tijdstippen een vast of variabel bedrag naar een vaste begunstigde kunt sturen.
  • Domiciliëring: betekent dat je aan een schuldeiser de toelating geeft om de factuur rechtstreeks naar de bank te sturen die dan de betalingsopdracht automatisch uitvoert.
  • Valutadatum: de 1ste dag dat een nieuw saldo intrest begint op te brengen.
  • Annuïteit: een reeks gelijke geldstortingen die periodiek gestort worden en die uitstaan op samengestelde intrest met als doel een kapitaal te vormen of een schuld af te lossen.
  • Postnumerando-annuïteit: een annuïteit waarbij de stortingen telkens op het einde van elke periode gebeuren.
  • Prenumerando-annuïteit: een annuïteit waarbij de stortingen telkens in het begin van elke periode gebeuren.
  • Termijnbedrag:het vast bedrag van elke storting.
  • Mensualiteit: een maandelijks te betalen (vast) termijnbedrag.
  • Recessie: betekent dat de economische groei gedurende minstens 2 opeenvolgende kwartalen negatief is.

*Rente of intrest:

= de totale vergoeding op het gespaarde of geleende bedrag.

  • Kapitaal: elk bedrag, geleend of gespaard, waarop intrest berekend wordt.
  • Eindkapitaal: de som van het startkapitaal en de totale intrest.
  • Rentevoet: is de intrest op 1€ kapitaal per tijdseenheid of periode
  • Enkelvoudige intrest: een kapitaal staat uit op enkelvoudige intrest indien de intrest steeds op datzelfde kapitaal verrekend wordt. D.w.z. als de intrest niet bij het kapitaal wordt gevoegd.
  • Samengestelde intrest: een kapitaal staat uit op een samengestelde intrest als de intrest na iedere periode wordt gekapitaliseerd. D.w.z. dat de intrest samen met het kapitaal het nieuwe beginkapitaal wordt voor de volgende periode.
  • Rentefactor: is het eindkapitaal van 1€ na 1 periode
  • Creditrente: rente op positief saldo.
  • Debetrente: rente op negatief saldo.
  • Roerende voorheffing: een belasting aan de Staat op de intresten, in België 25%.
  • Getrouwheidspremie:  een rentevoet die bovenop de basisrentevoet komt en geldt op elk bedrag dat minimum 12 maanden onveranderd blijft uitstaan op de spaarrekening.
  • Jaarlijks nettorendement: de gemiddelde jaarlijkse netto-rentevoet na aftrek van kosten en roerende voorheffing.
  • Kapitalisatievoet: de lagere rentevoet op vorige intresten.
  • Schijnbaar gelijke rentevoeten 2 rentevoeten zijn schijnbaar gelijk als eenzelfde beginkapitaal, uitgezet tegen deze 2 rentevoeten, op enkelvoudige intrest, hetzelfde eindkapitaal oplevert na 1 jaar.
  • Gelijkwaardige rentevoeten: 2 rentevoeten zijn gelijkwaardig als eenzelfde beginkapitaal, uitgezet tegen deze 2 rentevoeten, op samengestelde intrest, hetzelfde eindkapitaal oplevert na 1 jaar.
  • Wederbeleggingsrente: soort schadevergoeding voor de bank omdat de kredietnemer het contract vervroegt verbreekt.
  • Reële rentevoet: nominale rentevoet - inflatiepercentage.
  • Inflatie: waardevermindering van het geld door de zogenaamde loon- en prijsspiraal.
  • Deflatie: een negatieve inflatie of waardevermeerdering van het geld.

*Beleggingen:

  • Termijnrekening: een beleggingsvorm om te sparen zonder risico tijdens een vooraf bepaalde periode.
  • Kasbon: een beleggingsvorm om te sparen zonder risico tijdens een vooraf bepaalde periode en is uitgegeven door de bank.
  • Obligatie: zoals een kasbon, maar uitgegeven door de overheid.
  • Effect: een waardepapier.
  • Gemeenschappelijk beleggingsfonds: men vertrouwt zijn spaargeld toe aan een collectieve beleggingsinstelling samen met andere investeerders. Het samengebrachte kapitaal wordt door specialisten beheerd en geïnvesteerd om een goede opbrengst te bekomen.

*Leningen:

  • Hypothecair krediet: = een hypothecaire lening of woonkrediet. Dit is een lening op lange termijn van meestal meer dan €12 500,00 met een onroerend goed als zekerheid. D.w.z. dat de kredietgever dit onroerend goed kan verkopen als de kredietnemer een wanbetaler is.
  • Schuldsaldo: het resterend geleend bedrag dat nog afbetaald moet worden (= vorig schuldsaldo -kapitaalaflossing).
  • Kapitaalaflossing: deel van geleend bedrag dat men per periode afbetaald.
  • Kostprijs van de lening: geleend bedrag plus alle intresten.
  • Schuldsaldoverzekering: overlijdensverzekering die men aangaat bij een hypothecair krediet waarbij men de partner of andere erfgenamen financieel beschermt in geval men zou overlijden voor het geleend bedrag volledig is afbetaald
  • Schuldaflossing met vaste kapitaalsaflossing: elke keer hetzelfde deeltje van het geleend bedrag en intresten afbetalen.
  • Schuldaflossing met vaste termijnbedragen: elke keer een vast termijnbedrag waarin de intrest zit en een (variabel) stukje van het kapitaal betalen.
  • Accordeonlening: een lening waarbij de rentevoet variabel is, het termijnbedrag wast staat en de looptijd zal worden aangepast.
  • Verkoop op afbetaling: een kredietovereenkomst waarbij roerende goederen worden aangekocht of diensten worden verleend en waarbij de verkoper het krediet verleend. Men moet een voorschot betalen van minstens 15% van de contante prijs en men betaalt af met mensualiteiten.
  • Jaarlijks kostenpercentage: de jaarlijkse gelijkwaardige rentevoet. Bij een consumentenkrediet is dit meestal hoger dan bij een hypothecaire lening. Kan oplopen tot 20,50€.
  • Lening op afbetaling: een persoonlijke rekening is een kredietovereenkomst voor persoonlijke redenen waarbij een financiële instelling het krediet verleent. Men betaalt af met mensualiteiten.

Conclusie

Deze termen zijn zowat de meest voorkomende in de bankwereld. De uitleg erbij is eenvoudig en begrijpbaar voor iedereen.

Er zijn vele manieren om u geld te beheren, uit te geven, .... maar doe dit als een 'goede huisvader'.

Geld maakt niet gelukkig, maar het helpt wel!