Militair vermogen

Is er sprake van een nieuwe generatie militair vermogen ?

Inleiding

Het lijkt er op dat de benutting van militair vermogen een nieuwe periode van “small wars” is binnengetreden. Een voor de contemporaine militair relatief onbekende vorm van oorlogvoeren, waarin de strijd vooral gevoerd moet worden tegen niet traditioneel opererende en moeilijk te identificeren opponenten die hun politieke en militaire doelen door toepassing van alle beschikbare middelen proberen te bereiken en door Sir Charles Callwell (1859-1928) een kleine eeuw geleden als volgt werd omschreven: “…..The conduct of small wars is in fact in certain respects an art by itself, diverging widely from what is adapted to the conditions of regular warfare, but not so widely that there are not in all its branches points which permit comparisons to be established….” Experts, vooral in de Angelsaksische wereld, omschrijven dergelijke contemporaine operaties als “Operations on the Cusp” , “Intervention, Stabilization and Transformation (IST)”, “Fights among People” , Counter-Insurgency Operations (COIN), Irregular Warfare en Unrestricted Warfare om aan te geven dat ze qua omgeving, planning, uitvoering, doelstelling en interrelaties substantieel afwijken van operaties uit de vorige eeuw.

Door die ingrijpende veranderingen in het militaire optreden spreken bepaalde wetenschappers nu al over een nieuwe generatie en gebruiken voor die stelling de volgende uitleg ……. “Technological change alone has never been sufficient to produce a major change in how man wages war. It requires a complete societal change- political, economic social and technological - to create the conditions necessary for major changes in war. Each succeeding generation reaches deeper into enemy territory to defeat him”…Of de huidige veranderingen in (het westerse deel van) de samenleving daadwerkelijk hebben geleid of zullen leiden tot een nieuwe generatie militaire vermogen is nog door niemand afdoende aangetoond.

Bouwstenen militair vermogen

Aan de hand van de ontwikkeling van actoren en gebeurtenissen in de mondiale samenleving onderscheiden contemporaine experts verschillende generaties van benutting van militair vermogen: in goed Nederlands Generations of Warfare of GW. Volgens diezelfde experts wordt een dergelijke generatie gekarakteriseerd door een geëvolueerde of evoluerende samenleving en ontwikkelingen op militair gebied die een positieve impuls geven aan de progressie van bouwstenen van militair vermogen. Dit artikel identificeert de volgende bouwstenen van militair vermogen: conceptuele en/of doctrinaire benadering als raamwerk voor de benutting van militair vermogen; schaal (vergroting) op het gebied van slagkracht , operationeel tempo , volume , commandovoering en dimensionaliteit (een resp. meerdimensionaal) als de belangrijkste uitgangspunten voor de benutting en configuratie van militair vermogen. Contemporaine militaire experts hebben vastgesteld dat er in de militaire geschiedenis 4 of 5 generaties kunnen worden onderscheiden. De vraag of dat zo is en of die experts het verloop van de historie juist hebben geïnterpreteerd zal in dit artikel worden beantwoord.

Van Voet en Ruiter naar Pantservoertuig en Tank; van Eendimensionaal naar Meerdimensionaal.

Hoewel de militaire professie ruim 5000 jaar oud is, beweren contemporaine experts nog steeds “nieuwigheden” te ontdekken. Nieuwe generaties, nieuwe concepten, nieuwe methodieken, nieuwe gevechtsvormen. In het militaire functiegebied wordt vaak het woord “nieuw” gebruikt en het lijkt er steeds meer op dat “nieuwe” militaire experts de militaire professie verloochenen door de geschiedenis van het militaire optreden niet serieus te bestuderen. Hoe nieuw is nieuw eigenlijk? Is iets nieuw omdat de gebruiker van de term door gebrek aan kennis of inzicht of beide, met iets wordt geconfronteerd dat hij nog niet eerder heeft ervaren? Of wordt nieuw in de betekenis van anders gebruikt? Wanneer is iets nieuw in de betekenis van oorspronkelijk? Is na een ontwikkeling van ruim 5000 jaar überhaupt nog wel iets oorspronkelijks te ontdekken bij benutting en configuratie van militair vermogen?

In die 5000 jaar is het karakter en wijze van benutting resp. configuratie van militair vermogen door verschillende oorzaken veranderd. Bij de start van de westerse beschaving vechten jagers en verzamelaars gewapend met knotsen, stenen bijlen, speren, vuurstenen dolken, slingers en eenvoudige bogen op een weinig geordende manier met en tegen elkaar om het behoud van hun bestaansmiddelen. Die gevechten van man tegen man - duel model - gaan in het verloop van de Klassieke Oudheid (600VC-476) over in lineaire meerdaagse gevechten door geordende, multi-etnische strijdmachten in grotere geografische ruimtes bewapend met verbeterde hef, steek, stang, werp en slingerwapens. Wanneer buskruit en productietechnologie de mogelijkheid bieden om hand en ondersteunende vuurwapens in massa te produceren, worden de eerder genoemde wapentypen aan het einde van de Middeleeuwen (476-1500), begin van de Nieuwe Tijd (1500-1815) vervangen door vuurwapens in verschillende configuraties en sindsdien beheerst het vuurwapen de gevechtsruimte. Vanaf de Nieuwe Tijd ondergaat het militaire vermogen een ware gedaanteverwisseling. Hoogstaande en vooruitstrevende technologische ontwikkelingen stimuleren schaalvergroting en meerdimensionaal optreden wat vooral tot uitdrukking komt in groei van slagkracht, volume, operationele snelheid, verbetering van commandovoering en de benutting van lucht en onderwater dimensie. Ondanks die vooruitgang op technologisch gebied blijft het op conceptueel en doctrinair gebied tot aan de Nieuwste Tijd (1815-1945) behelpen en verandert het karakter van gewapende confrontaties en configuratie van militair vermogen nauwelijks.

Tot aan de Nieuwste Tijd zijn vernieuwingen in het optreden op het gevechtsveld en op het water niet het resultaat van nieuwe operationele concepten resp. doctrines maar het gevolg van ervaringen op gevechtsveld en water. Inspanningen om militair vermogen af te stemmen op nieuwe technologieën en veranderingen in de operatieve omgeving, zijn pas in de Nieuwste Tijd weer aan de orde. De explosie van technologische ontwikkelingen die aan het begin van de 19de eeuw in geavanceerde operatief toepasbare militaire instrumenten resulteren, veroorzaakt een korte getrapte conceptuele en doctrinaire bloeiperiode:

  • Periode tussen het einde van de Nieuwe Tijd en de beginfase van de Nieuwste Tijd: 1780-1840, waarin de teksten van Sun Tzu worden vertaald in het Frans (1782) en voor Europese experts toegankelijk worden. Von Clausewitz (in 1832) en Jomini (in 1838) openbaren hun visies m.b.t. rol, invulling en benutting van militair vermogen en de relatie met de politiek.
  • Interbellumperiode 1871-1914, waarin de deelnemers aan de “ von Schlichting polemiek” - Von Schlichting, Von der Goltz, Von Bernhardi, Von Steffen etc. - doctrinaire oplossingen proberen te vinden om de benutting van militair vermogen af te stemmen op technologie en veranderingen in de operatieve omgeving.
  • Interbellum periode 1920-1939 waarin Douhet (in 1920) en Mahan (in 1938) verbeterde resp. vernieuwende concepten openbaren voor de maritieme en luchtdimensie; Mao de wereld in 1938 informeert op welke manier een mensenmassa kan worden benut om politieke en militaire doelen te bereiken en Britten, Russen en Duitsers hun ideeën over manoeuvre oorlogvoering op papier zetten en implementeren.

Merkwaardig genoeg krijgt die in gang gezette conceptuele en doctrinaire innovatiegolf geen voortzetting in de Eigentijdse Tijd (1945-1990) en valt het vernieuwende en creatieve vermogen van contemporaine denkers terug naar het niveau van de pre-moderne periode. Ook wat charismatische bevelhebbers in de gevechtsruimte betreffen, valt het niet mee. In ieder geval zijn het geen namen die het creatieve en innoverend vermogen bezitten van conceptuele en/of strategische fenomenen als Sun Tzu, Von Clausewitz, Mahan, Douhet of briljante bevelhebbers als Alexander de Grote, Hannibal, Dzjengis Khan, Nelson, Napoleon, Guderian, Rommel of Patton. Het lijkt er veel op dat het relatief eenvoudige militaire optreden tijdens de Koude Oorlog nauwelijks de creativiteit en het innoverend denken van militaire experts en wetenschappers geprikkeld heeft. Die conceptuele passiviteit kan verstrekkende gevolgen hebben voor de benutting van contemporain militair vermogen, immers …. it seems historically confirmed that when theory has declined so has practice. How could it be otherwise? Generals and admirals have to learn their art somewhere, but it makes a good deal of difference whether they have been trained in an atmosphere of live inquiry about strategy or been simply handed down some stereotyped axiom...” Bernard Brodie, 1958.

In de loop der eeuwen groeit het klassieke lokaal en regionaal georiënteerde gevechtsveld van Assyriërs, Perzen, Spartanen, Macedoniërs en Romeinen uit tot de contemporaine vier en soms vijfdimensionale mondiale gevechtsruimte.

De generatie discussie

Vertrekpunt

De interpretatie van veranderingen in de politieke oriëntatie en de gevolgen voor het karakter van militair vermogen hebben geleid tot vele divergerende opinies over het “generatie” onderwerp geconcretiseerd in de vraag “kan men nu wel of niet spreken van een nieuwe generatie? Uit de ontwikkelingen op militair historisch gebied blijkt dat veranderingen in het menselijk denken en technologische ontwikkelingen worden vertaald in (substantiële) aanpassingen van een samenleving, die kunnen leiden tot wijzigingen in (een van) de componenten waaruit militair vermogen is samengesteld. De status van die componenten is richtinggevend voor het onderscheiden van een aantal militaire modellen en gecombineerd met een (deels) parallel lopende ingrijpend veranderde samenleving kan een nieuwe generatie worden geïdentificeerd.

Factoren die de discussie vertroebelen.

De discussie over de generatie problematiek wordt door een aantal factoren vertroebeld. Het eerste wat opvalt bij een nadere bestudering van de inhoud van artikelen die aan deze materie gewijd zijn, is dat het gros de koppeling tussen de ontwikkelingen in en van de samenleving en die op militair gebied niet legt dan wel negeert of niet respecteert. Het overgrote deel van de experts concentreert zich op het militaire aspect en vooral op operatief toepasbare technologische ontwikkelingen. Het mag als bekend verondersteld worden dat ingrijpende veranderingen in een samenleving en wijzigingen in het (inter)nationale politieke landschap kunnen leiden tot een aanpassing van de politieke ambitie en gevolgen heeft voor militaire concepten, methodieken en structuren. Experts betitelen een dergelijk proces als een stroming, Stromingen zijn gerelateerd aan maatschappelijke ontwikkelingen in termen van technologische verbetering van productieprocessen, transportmogelijkheden, infrastructuur, vooral communicatiemogelijkheden en gewijzigde sociale verhoudingen; bewegen zich op het gebied van politiek, economie, ideologie en religie en beinvloeden daardoor de toepassing van gewapend geweld en de vertaling in militair vermogen. Vanuit die invalshoek geredeneerd is het niet meenemen van een stroming voor het identificeren van een nieuwe generatie onjuist.

Het tweede aspect dat een discussie over de oorsprong van generaties vertroebelt, is de definiëring van oorlog. Hoewel het karakter van de toepassing van gewapend geweld fundamenteel niet is aangetast, dwingen - getoetst aan de beginselen van de Koude Oorlog - wijzigingen in en van de politieke oriëntatie om militair vermogen op een “andere” manier te benaderen en aan te kleden.

Het derde opvallende aspect is het door 4GW aanhangers arbitrair gekozen startpunt voor de identificatie van generaties nl. de Vrede van Westfalen in 1648. Aanhangers van de 4GW theorie beweren dat in 1648 de staat het monopolie voor de toepassing van gewapend geweld kreeg toegeschoven(wat voorheen het recht van individuele macht of gezaghebbers was) en vanaf dat moment sprake is van de ontplooiing van een georganiseerd en door de staat gecontroleerd geweldsapparaat dat met geüniformeerde soldaten gevechten in linie en colonne formatie uitvoert (militair vermogen). Door die keuze worden stromingen en militair modellen uit de periode voor 1648 buiten de discussie gelaten en dat is gezien het belang van militaire en technologische ontwikkelingen in die tijdspanne voor benutting en configuratie onjuist. .

Het vierde opvallende aspect is het onverklaarbare gegeven dat aanhangers van het 4GW gedachtengoed de “nieuwe” generatie vanuit het perspectief van de te bestrijden instabiliteit veroorzakende (f)actoren benaderen, terwijl zij voorgaande generaties vanuit het eigen (westers) perspectief in beschouwing nemen. Wat dat betreft verwoordt Echevarria II die discrepantie op een heldere wijze in zijn artikel “ Fourth-Generation War and other Myths”(2006). Over het karakter van een mogelijke volgende generatie schrijft hij o.m. “…If it were valid to portray major changes in the conduct of war as an evolutionary progression from 1GW to 3GW, the next logical step in that progression would not be the sort of “super insurgency” that 4GW theorists have tried to depict so opportunistically. Instead, the generation of warfare that succeeds 3GW would actually have to be closer to the technocratic vision of network centric warfare once propounded by some within the defence community; that is, of small, high-tech forces networked together in a knowledge-based system of systems that enables them to act rapidly and decisively…” Die stellingname is interessant genoeg om een soortgelijke polemiek op lost te laten als in de Interbellum perioden 1871-1914 en 1920-1939 het geval is geweest, waardoor een antwoord kan worden gegeven op de vraag of er sprake is van een nieuwe generatie en die generatie de karakteristieken van de belangrijkste contemporaine dreiging voor het westerse cultuurgoed heeft: COIN of ruimer benaderd Grensoverschrijdende Rebellie (GR) .

Het vijfde opvallende aspect is de illusie die wordt gewekt dat generaties afgebakende grootheden zijn die in een korte tijdspanne ontstaan. Uit historische voorbeelden blijkt dat een verkeerd beeld te zijn. Generaties evolueren. Er is zoals kolonel Thomas Hammes stelt sprake van een geleidelijke ontwikkeling in de tijd. Bovendien is het niet zo dat een generatie uitsterft wanneer een nieuwe generatie zich profileert of dat een generatie strak gebonden is aan een bepaalde historische periode, een bepaalde cultuur of een bepaalde regio. Er zijn voorbeelden waarin kenmerken van verschillende generaties naast elkaar prominent in de gevechtsruimte aanwezig zijn of kenmerken die men als een “moderne” uitvinding bestempelt al in voorgaande perioden hebben bestaan.

Een “nette” historische afbakening van generaties is een kunstmatige ingreep om de lezer de indruk te geven dat er in het verloop van de geschiedenis inderdaad sprake is of kan zijn van verschillende generaties militair vermogen waarbij de ene generatie “uitsterft” en door een “nieuwe“ generatie wordt opgevolgd. De praktijk bevestigt echter dat kenmerken die worden toegeschreven aan een specifieke generatie niet het unieke bezit van die betrokken generatie is maar in de loop der eeuwen meermalen voor het voetlicht kan treden. Daarom kan het contemporaine militaire vermogen in de ver-van-huis missiegebieden geconfronteerd worden met karakteristieken van meerdere GW resp. combinaties daarvan.

Het uitvoeren van een opdracht in een missiegebied waar verschillende generaties op verschillende locaties gelijktijdig zowel zelfstandig als geïntegreerd zich aan militair vermogen presenteren, maakt het leven voor de gemiddelde militair - zeker als die wordt geconfronteerd met voor hem onbekende operationele verschijningsvormen - wel zeer complex en dan is het niet verrassend dat het bereiken van de militaire doelstelling als voorwaarde voor een politieke oplossing een moeizame en langdurige exercitie is.

Identificatie van generaties.

Aanhangers van de 4GW theorie onderkennen de volgende “generaties”:

  • 1GW: gebruik van massale strijdmachten.
  • 2GW, toepassing van massale vuurkracht.
  • 3GW: toepassing van meerdimensionale manoeuvre.
  • 4GW: bestrijding van een verbeterde vorm van rebellie resp. irregular warfare resp. small wars.

Opmerkelijk is dat bij het identificeren van die generaties het 1 GW model een periode bestrijkt die zich uitstrekt van de instroming van de hoplietenfalanx omstreeks 669VC tot en met de massale instroming van bruikbare en hanteerbare vuurwapens omstreeks het einde van de 15de -begin 16de eeuw m.a.w. wanneer het startpunt voor het identificeren van generaties op 1648 wordt gesteld, begint de generatie discussie van 4 GW sympathisanten met 2 GW en worden alle concepten, doctrines en modellen voor 1648 onder de categorie 1 GW geschaard. Het tweede opmerkelijke aspect: tot de eerste Balkanoorlog in 1911 wordt onder militair vermogen vooral de grondcomponent verstaan. Verder valt het op dat als men uitgaat van de premisse dat militaire omslagmomenten en stromingen van de samenleving samen moeten vallen resp. parallel moeten lopen er in bepaalde gevallen nauwelijks sprake is van een kenmerkend nieuw (in de betekenis van oorspronkelijk en breed toegankelijk) concept om militair vermogen te benutten noch van een progressieve exploratie en exploitatie van traditionele militaire dimensies resp. ontwikkeling van nieuwe dimensies.

Door die keuze van 4 GW theoretici worden sociale en militaire ontwikkelingen in de periode die zich uitstrekt vanaf de Klassieke Oudheid tot medio Nieuwe Tijd, waarin tenminste twee stromingen en vijf en afhankelijk van de invalshoek zelfs zes modellen militair vermogen kunnen worden geïdentificeerd, als niet relevant terzijde geschoven, terwijl juist in die perioden vernieuwingen geïnitieerd worden door ervaringen in de gevechtsruimte te vertalen naar aanpassingen in structuren en verbeteringen van militaire middelen. Een periode waarin de meest geniale bevelhebbers uit de militaire geschiedenis kunnen worden aangetroffen; een periode waarin bewegingen zich bedienen van soms zeer excessief gewapend geweld gelijksoortig als contemporaine rebellen en verzetstrijders.

“Oude wijn in nieuwe zakken?

Experts die ervan overtuigd zijn geraakt dat sinds de val van de Berlijnse Muur een nieuwe generatie is opgestaan kunnen wijzen op het feit dat de samenleving door de explosieve groei van informatie technologie op vele gebieden ingrijpend is veranderd. Invloed en bewegingsvrijheid van naties zijn door de proliferatie van belangenbehartigers en machtscentra gereduceerd, waardoor er meer opties zijn om het internationale en nationale politieke krachtenveld in eigen voordeel te beïnvloeden. Samenlevingen van “rijke” landen zijn uit elkaar gevallen en de versplinterde delen vinden elkaar eerder op basis van gemeenschappelijke belangen en interesses dan op basis van nationaliteit. Het karakter van de moderne samenleving is door de proliferatie van nieuwe beroepen naast de traditionele beroepen, zeer complex geworden en door voortschrijdende technologische ontwikkelingen bezitten regeringen een uitgebreid (digitaal) instrumentarium om het electoraat te controleren en beheersen. Het gros van de samenlevingen van mankerende en gemankeerde naties is zijn broze cohesie kwijtgeraakt en is uitgegroeid tot een lappendeken van ideologische bewegingen, religieuze stromingen en etnische entiteiten als stammen en clans.

Het gevolg van deze veranderingen is dat westerse samenlevingen transparanter zijn geworden, fysieke en virtuele begrenzingen zijn weggevallen en tegenstanders van het westerse samenlevingsmodel over een uitgebreid en gevarieerd instrumentarium kunnen beschikken waarmee zij op politiek, economisch, sociaal gebied en op het gebied van gewapend geweld hun doelen separaat resp. gecombineerd kunnen bereiken en normen en waarden van de westerse wereld stap voor stap kunnen uithollen en neutraliseren. Bij die strijd hebben internet en media hun dirigerend en manipulerend vermogen in de afgelopen 20 jaar voldoende bewezen. Nog nooit is het in de geschiedenis voorgekomen dat een individu of een entiteit met een simpele “druk op de knop” het productievermogen van een wereldeconomie kan verstoren zoals het “"love bug” virus dat in 2000 een week lang heeft bewezen. Het onderstreept dat een beperkt aantal cyber strijders veel schade kan aanrichten en invulling kan geven aan “mass disruption”, voordat de aanstichters gelokeerd en geëlimineerd zijn. Snelheid, grensoverschrijdend vermogen, beeld en geluideffecten van media instrumenten als televisie en internet hebben aangetoond dat de media en haar vertegenwoordigers zijn uitgegroeid tot een ander type non-state actor op het politieke wereldtoneel. Media persoonlijkheden hebben gedemonstreerd dat zij hun eigen politieke realiteit kunnen scheppen zoals Dan Rather dat deed tijdens de US verkiezingen in 2004 door het vrijgeven van documenten met gefraudeerde teksten of Geraldo Rivera die in 2003 tijdens de inval in Irak gevoelige militaire informatie op het scherm prijsgaf.

GR die door aanhangers van de 4GW theorie als de kern van een nieuwe generatie beschouwd wordt, heeft zich in de contemporaine benadering in een periode van 70 jaar ontwikkeld, maar onderdelen daarvan zijn als separate instrumenten al eeuwen oud. Rebellie, voor vele experts een van de twee katalysatoren van een nieuwe generatie, is niet nieuw en is vaak een belangrijk onderdeel geweest bij vrijheidsoorlogen in de Klassieke Oudheid. Wat dat betreft is rebellie “ouder” dan de eerste drie generaties. Rebellie zien we in een meer of minder gestructureerde vorm terug tijdens de Amerikaanse Vrijheidsoorlog en de Frans-Pruisische oorlog. Bovendien is het ontstaan van Israël het resultaat geweest van een succesvolle uitvoering van rebellie. De tweede katalysator, terrorisme (toepassing van buitenproportioneel geweld)en vooral politiek terrorisme is ook niet nieuw, stamt uit de Klassieke Romeinse Periode en bijv. de vierde Kalief, Ali de schoonzoon van de profeet Mohammad werd in 661 vermoord door de “moordenaars”. Net zoals rebellie is terrorisme een voorloper van de bekende drie generaties en zijn de barbaarse methoden en instrumenten die contemporaine opponenten te pas en te onpas toepassen, ook al eeuwenoud. Zelfs in de Moderne Tijd maakte terrorisme deel uit van reguliere gewapende confrontaties. Voorbeelden:

  • Bevelhebbers tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog grepen alles aan wat tot het succes van de Burgeroorlog of een veldslag kon leiden en voor de eerste keer worden non-combattanten en civiele infrastructuur beschouwd als legitieme doelwitten beschouwd.
  • Douhet propageerde met zijn strategische bombardementen ook de toepassing van terrorisme om de wil van de tegenstander te breken en in het verlengde daarvan kunnen de nucleaire bommen op Nagasaki en Hiroshima als een vorm van terrorisme worden beschouwd

Wanneer men verwijst naar het feit dat GR zich ook bedient van instrumenten op politiek, economisch, sociaal en media gebied en dat als een noviteit beschouwt, dan is die vaststelling op zich ook niet helemaal correct omdat Napoleon die de politieke en militaire machtsfactor in een persoon verenigde, de aanzet tot het Totale oorlog concept heeft gegeven. In het verlengde daarvan is tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog, en vooral tijdens WO I en WO II de benutting van niet-militaire machtsmiddelen en de bestrijding van niet-militaire doelen en non-combattanten uitgebreid aan de orde geweest.

Voor velen nieuw (misschien is het gevoel onaangenaam verrast te zijn beter op zijn plaats) en onaanvaardbaar is het gegeven dat tegenstanders van het westen zich niet (meer) aan de (door het westen) vastgelegde regulering (Rules of Engagment en International Humanitarian Law) van de toepassing van gewapend geweld houden en die zelfs bewust naast zich neerleggen. Die houding kan men in de achter ons liggende geschiedenis vaker aantreffen en de manier waarop Vlaamse voetsoldaten de strijd tijdens de Guldensporenslag in 1302 in hun voordeel hebben beslist, is daar een voorbeeld van. Ook het Mao model waarbinnen rebellie, terrorisme en guerrilla oorlogvoering vaak wordt geplaatst, is niet nieuw omdat men de beginselen daarvan in de boeken van een aantal Chinese militaire denkers als Sun Wu Tzu kan terugvinden; die theorie zijdelings is aangestipt door Von Clausewitz en Jomini en verder is uitgewerkt door Charles Callwell (onder de titel small wars) en T.E. Lawrence. De componenten van de belangrijkste bedreiging van het westen mogen dan niet nieuw zijn, niet kan worden ontkend dat door de enorme veranderingen in en van de samenleving in combinatie met de technologische explosie, context en omstandigheden waarin resp. waaronder; het doel waarvoor en de overwegingen om militair vermogen te gebruiken er wel degelijk sprake is van veranderingen en zelfs nieuwigheden t.o.v. de perioden voor de implosie van de Sovjet Unie en Warschau Pakt. Volharden in de opstelling dat we de huidige modulering en groepering kunnen blijven handhaven en alleen maar moeten verbeteren, zal leiden tot dezelfde decepties als in Vietnam, Somalië en in mindere mate Afghanistan en Irak. De huidige modulering en groepering stellen ons in staat om gevechten te winnen, maar niet om een niet-militaire oplossing van confrontaties en conflicten te faciliteren.

De bovenstaande vaststellingen overziend kunnen we met klem vaststellen dat de benutting van militair vermogen een nieuwe weg is ingeslagen die afwijkt van de benutting uit de vorige eeuw. Maar tegelijkertijd moeten we concluderen dat onze militaire voorouders in meer of mindere mate in hun tijd al te maken hebben gehad met een deel van die “nieuwe” uitdagingen. Contemporaine militairen hebben de pech dat die uitdagingen die zich separaat en in verschillende tijdperioden openbaarden, nu gelijktijdig of volgtijdelijk, gesynchroniseerd en vaak geïntegreerd in een of meerdere missiegebieden onder snel wisselende omstandigheden bestreden moeten worden, waarbij nationale richtlijnen; botsende doelstellingen, benaderingen en verschillen in missie tijdsduur tussen militaire en niet-militaire actoren; verouderde internationale regelgeving en media-invloeden de marges voor hen wel heel klein maken. Vaststelling.

De vraagstelling waar de inhoud van dit artikel een antwoord tracht te geven luidde: “ de militaire professie is ruim 5000 jaar oud en experts schermen desondanks met “nieuwigheden”. Nieuwe generaties, nieuwe concepten, nieuwe methodieken, nieuwe gevechtsvormen. In het militaire functiegebied wordt tegenwoordig overal het woord “nieuw” volgeplakt en het lijkt er steeds meer op dat “nieuwe” militaire experts de militaire professie verloochenen door de geschiedenis van het militaire optreden niet serieus te bestuderen. Hoe nieuw is nieuw eigenlijk”.

Wat vinden contemporaine experts nieuw? Iets wat nog niet eerder gedaan is of iets wat de betrokken expert nog niet eerder heeft gezien of ervaren? Wanneer we de periode van 5000 jaar overzien, dan lijkt het erop dat we op militair gebied in de Informatie Tijd weinig nieuwe zaken aantreffen. Alles is wel eens een keer met meer of minder succes gedaan. Bestaande concepten die inhoud geven aan 2 en 3 GW, zijn in meer of mindere mate op een nieuwe realiteit afgestemd, verfijnd, uitgebouwd. Over een van de “nieuwe” fenomenen van de 20ste eeuw die door een groot aantal experts als de kern van de derde Generatie Militair vermogen wordt beschouwd, Blitzkrieg, heeft Boyd in de jaren ’80 van de vorige eeuw gezegd: “……De Blitzkrieg is een concept dat de omvattingtactiek van Hannibal bij Cannae(216VC) of Khalid Ibn al-Whalid bij Walaja(633), het optreden van de vliegende hordes van Hunnen(rond 430) en Mongolen(omstreeks 1240), de stoßtruppentaktik van Ludendorff (1918) en het offensief met gemotoriseerde gepantserde platformen zoals Fuller die propageerde (omstreeks 1930), combineert en veel belangrijker integreert en synchroniseert. Blitzkrieg is geen nouveauté maar een combinatie van diverse gevechtsvormen die historisch gezien door andere krijgsheren “uitgevonden” zijn….”.

Wanneer voor het vaststellen van een generatie de in de inleiding geformuleerde uitspraak als uitgangspunt neemt, dan wordt verondersteld dat een generatie de resultante is van maatschappelijke ontwikkelingen die leiden tot een andere ordening van de samenleving en de daaruit voortvloeiende politieke ambitie en omslagmomenten op militair gebied met hoofdrollen voor conceptuele ontwikkelingen en operationele resp. operatief toepasbare technologische ontwikkelingen die resulteren in een andere wijze van benutting van militair vermogen, andere modulering en groepering van militaire middelen en in het verlengde daarvan een ingrijpende aanpassing van het militaire core business pakket.

Weliswaar nodigen veranderingen in de contemporaine samenleving, veiligheid en operatieve omgeving uit tot een gewijzigde benadering van militair vermogen, maar door de spraakverwarring over de vaststelling en invulling van generaties is het voor een breed publiek nog steeds niet duidelijk of in het huidige millennium daadwerkelijk sprake is van een generatie en zo ja van een nieuwe of een combinatie van onderdelen van reeds bekende generaties. Die omissies dwarsbomen de mogelijkheid om de benutting van militair vermogen, de daaruit voortvloeiende configuratie en een daarop afgestemd core-business pakket toe te spitsen op de bestrijding van contemporaine veiligheidsrisico’s en invulling te geven aan een veranderend motto en adagium van NATO. Het is een van de redenen dat contemporaine operaties nog steeds op dezelfde manier benaderd worden als in de Koude Oorlog periode. Men kan concluderen dat bij het contemporaine militair vermogen een deel van de configuratie aanzienlijk is verbeterd, maar effectiviteit en doelmatigheid van die verbeteringen deels worden opgeheven doordat de benutting op dezelfde leest is geschoeid als in de Koude Oorlog periode. Contemporain militair vermogen heeft door de (gedeeltelijke) aan passing aan veranderingen in veiligheid en operatieve omgeving een nieuwe “look” gekregen en die heeft een bepaalde groep experts ertoe verleid om daarop het etiket “nieuwe generatie” te plakken.