Wat zijn de geleiders

Minimumdoorsnede van geleiders

Wanneer de toepassing van deze regel tot een niet genormaliseerde waarde leidt, moet een geleider gebruikt worden met een genormaliseerde doorsnede die het dichtst Sp benadert. De aldus vastgestelde waarden gelden slechts indien de beschermingsgeleiders uit hetzelfde metaal zijn vervaardigd als de actieve geleiders. Wanneer de beschermingsgeleider geen deel uitmaakt van de voedingsleiding moet zijn doorsnede Sp ten minste gelijk zijn aan:

  • 2,5 mm2 wanneer hij mechanisch beschermd is,
  • 4 mm2 wanneer hij mechanisch niet beschermd is

Het merken van de geleiders

Wanneer de beschermingsgeleider, die al of niet deel uitmaakt van de kabel, voorzien is van een isolatie moet deze een geel- groene kleur hebben.

Het merken met deze kleur van een geleider van de vlakke snoeren, met drie geleiders en zonder bijkomende mantel, is niet noodzakelijk. In dit geval vervult de middelste geleider de functie van beschermingsgeleider, indien de beschouwde stroombaan een beschermingsgeleider bevat.

Bij de voorgebundelde leidingen, waarvan de isolatie weerstaat aan de weersinvloeden, mag het merken gebeuren op een andere manier dan door kleuring.

Wanneer de leidingen van zulk een type zijn dat het onmogelijk is ze te voorzien van een isolatie met geel- groene kleur, zoals bij distributieleidingen van het type EAXVB en EXVB, dan mag de aanduiding van de beschermingsgeleider gebeuren met een andere kleur dan de geel- groene, op voorwaarde dat ze niet blauw is en verschilt van de enige kleur van de fasegeleiders.

Elektrische continuiteit

Er mag geen enkel scheidingstoestel zoals smeltveiligheid, schakelaar of

scheidingsschakelaar worden aangebracht in de beschermingsgeleider.

Om de meting van de spreidingsweerstand van de aardelektrode mogelijk te maken, is het noodzakelijk een onderbrekingsinrichting te voorzien zoals een klem of strip, die slechts met gereedschap losgemaakt kan worden.

De aardgeleider

De minimumdoorsnede van een aardgeleider, met inbegrip van de aardgeleider van het nulpunt, moet berekend worden zoals deze van een beschermingsgeleider.

Deze is tenminste gelijk aan: .

  • 16 mm2 koperdoorsnede, indien zij voorzien zijn van een bekleding die tegen corrosie beschermt.
  • 25 mm2 koperdoorsnede, in de andere gevallen
  • 50mm2 bij aluminium of staal. .

Blanke of geïsoleerde aluminiumgeleiders mogen niet ingegraven worden.

De hoofd- equipotentiale verbinding

In elk gebouw moet er een hoofd- equipotentiale verbinding zijn en dan moeten één of meer hoofd- equipotentiale geleiders verbonden worden met de hoofdaardingsklem~ Worden er ook mee verbonden:

  • hoofdleidingen van gas en water in het gebouw,
  • hoofdleidingen van centrale verwarming en klimaatregeling,
  • genaakbare en vaste metalen delen van de constructie van het gebouw,
  • metalen delen van gelijk welke leiding.

Doorsnede van de geleiders

De hoofd- equipotentiale geleider moet tenminste een doorsnede hebben die gelijk is aan de helft van de grootste beschermingsgeleider van de installatie, de aardgeleider uitgezonderd, met een minimumdoorsnede van 6 mm2.

Nochtans mag de doorsnede beperkt worden tot:

  • 25 mm2 indien de geleider uit koper is,
  • een gelijkwaardige doorsnede indien het een ander metaal betreft.

Bijkomende equipotentialeverbinding

Een bijkomende equipotentiale geleider verbindt:

  • Alle metalen delen die gelijktijdig genaakbaar zijn, zowel massa's van vaste elektrische machines en toestellen als vreemde geleidende delen.
  • De beschermingsgeleiders van alle elektrische machines en toestellen met inbegrip van deze gevoed via stopcontacten.

De bijkomende equipotentiale verbinding mag verwezenlijkt worden hetzij met geleidende delen zoals metalen gebinten, hetzij met bijkomende geleiders, hetzij een combinatie van beide.

Doorsnede van de geleiders

Deze doorsnede moet tenminste gelijk zijn aan:

  • De helft van deze van de beschermingsgeleider, de aardgeleider uitgesloten, die met een massa verbonden is, wanneer de equipotentiale verbinding deze massa verbindt met een vreemd geleidend deel.
  • De kleinste doorsnede van de beschermingsgeleider, verbonden met de massa's van verschillende toestellen.

De volgende minimumdoorsneden moeten in alle gevallen in acht genomen worden: - 2,5 mm2 wanneerde geleiders mechanisch beschermd zijn.

  • 4 mm2 wanneer de geleiders niet mechanisch beschermd zijn.

Opmerking:

Bij huishoudelijke installaties zal men enkel een bijkomende equipotentiale verbinding installeren in de badkamer.