Spaarmotieven van consumenten

Spaarmotieven van consumenten: inleiding

Consumenten met een geldoverschot gaan doorgaans op zoek naar een rendabele bestemming voor hun geld. In eerste instantie kan worden gekozen uit diverse spaarvormen. Is de consument bereid extra risico te lopen, dan kan worden gekozen voor een belegging. Bij beleggen wordt overtollig vermogen aangewend voor de koop van effecten, zoals aandelen en obligaties. Dergelijke producten bieden een hoger rendement dan de diverse spaarvormen. Echter, het risico van dergelijke producten is ook groter dan dat van een spaarproduct. Risico houdt in dit verband in dat het werkelijke rendement afwijkt van het verwachte rendement.

Spaarmotieven van consumenten: de spaarmotieven

De bestemming die een consument aan het geldoverschot geeft, hangt af van welk motief hij voor ogen heeft. Veel economen hebben zich tot op heden afgevraagd waarom mensen geld contant willen aanhouden. De Britse econoom Keynes (1883-1946) heeft drie motieven onderscheiden waarom mensen geld aanhouden, te weten:

  • Het zekerheidsmotief,
  • Het doelmotief,
  • En het vermogensmotief.

Bij elk motief heeft de consument een andere reden om te sparen. In dit artikel wordt verder ingegaan op deze motieven.

Spaarmotieven van consumenten: zekerheidsmotief

Het zekerheidsmotief vinden we bij de consument die een buffer wil vormen voor onzekere tijden. De consument legt het geld opzij, maar het is vaak niet bekend waarvoor het geld nodig zal zijn en wanneer. De meeste consumenten hebben maandelijks niet hetzelfde te besteden. Zo zijn er maanden waarin dat de auto een grote beurt krijgt, een verkeersboete op je deurmat valt, Sinterklaas even langskomt, de CV ketel het begeeft of het gezin op vakantie gaat. Door deze schommelingen in het inkomen- en uitgavenpatroon zijn er maanden waarin de consumenten een geldoverschot hebben en maanden waarin de consumenten een geldtekort hebben.

Doorgaans streven de consumenten naar lastenegalisatie. Lastenegalisatie wil zeggen dat overschotten uit maanden met een geldoverschot overgeheveld worden naar maanden met een geldtekort. Zo vormt de consument met de besparingen uit een overschot periode een buffer, waarmee ze een tekort zonder grote financiële problemen door kunnen komen.

De praktijk van lastenegalisatie op korte termijn sluit aan bij het sparen vanuit het zekerheidsmotief. Het gaat er daarbij niet alleen om geld opzij zetten voor rekeningen die verwacht worden en waarvan het bedrag wel ongeveer bekend is (telefoonkosten, schoolgeld, verzekeringen, etc.), maar voor rekeningen waarvan niet precies bekend is wanneer deze komen en hoe hoog ze zijn (autoreparatie, stukgaan van CV ketel, etc.).

Spaarmotieven van consumenten: doelmotief

Wanneer een consument een bepaald doel voor ogen heeft waarvoor hij of zij geld opzij legt, wordt gesproken over een doelmotief. Voorbeelden zijn het sparen voor een vakantie of een (andere) auto.

Ook op middellange termijn (tot ongeveer 5 jaar) kunnen in de inkomsten en de uitgaven van een consumentenhuishouden bepaalde patronen worden ontdekt. Aan de inkomstenkant speelt de loonontwikkeling een rol; de kostwinner maakt promotie, wordt ontslagen of gaat met pensioen. Bovendien kan het zijn dat de partner (weer) gaat werken, dat de kinderbijslag toe- of afneemt, enz. Aan de uitgavenkant kunnen vooral studies van kinderen en vervanging van duurzame consumptiegoederen van invloed zijn.

Om duurzame consumptiegoederen (wasmachine, auto, televisie, enz.) te kunnen aanschaffen, zijn besparingen nodig of moet er geleend worden. De prijs van veel consumptiegoederen is immers hoog in verhouding tot de lopende inkomsten en uitgaven, zoals de dagelijkse boodschappen. Het sparen vanuit het doelmotief geeft de consument een doel waarvoor het geld opzij wordt gelegd. Een voorbeeld is het sparen voor het aanschaffen van een auto over een bepaald aantal jaren.

Spaarmotieven van consumenten: vermogensmotief

Het vermogensmotief is aan de orde bij een consument die door te sparen extra vermogen wil verwerven. Gewoonlijk heeft deze consument niet de bedoeling om het geld snel weer terug te verdienen.

De patronen die voorkomen in de inkomsten en uitgaven van een consumentenhuishouden, blijken ook te bestaan voor langere periode. Die patronen hangen samen met de diverse levensfasen die een mens kan doormaken. Is er sprake van een standaard levensloop, dan gaat het achtereenvolgens om de volgende levensfasen:

  • Fase 1: het ouderlijk huis
  • Fase 2: alleenstaand (studerend)
  • Fase 3: tweepersoonshuishouden (tweeverdieners) zonder kinderen
  • Fase 4: tweepersoonshuishouden (eenverdiener) met kinderen
  • Fase 5: tweepersoonshuishouden (tweeverdieners) met kinderen
  • Fase 6: tweepersoonshuishouden (tweeverdieners) zonder kinderen
  • Fase 7: pensioen periode

Bij een groot aantal mensen voltrekt het leven zich overigens niet volgens deze standaard. Echter van belang is wel, dat elke levensfase, ongeacht het feitelijke inkomsten- en uitgavenpatroon, gekarakteriseerd kan worden als 'rijk' of 'arm' en 'goedkoop' of 'duur'. Op basis hiervan kunnen voorspellingen worden gedaan over de levensfase, te verwachten besparingen en over de gewenste lastenegalisatie.

Sparen vanuit het vermogensmotief heeft tot doel vermogen en extra inkomsten te verwerven voor de latere levensfase, vooral na de pensionering of na het wegvallen van een verdienende partner, vindt plaats door het opbouwen van vermogen op lange termijn.

Gerelateerde artikelen over: financieel