Hoe werkt een plaatselijke verdoving

Lokale of plaatselijke verdoving

Lokale verdoving kennen we allemaal van bij de tandarts. Maar ook heel wat andere ingrepen kunnen uitgevoerd worden zonder algemene narcose. Wanneer welke verdoving aangewezen is, moet voor elke ingreep apart worden beoordeeld en is afhankelijk van factoren zoals leeftijd, lichamelijke conditie van de patiënt en uiteraard het soort operatie. Een woordje eenvoudige uitleg over lokale verdoving.

Wat is een plaatselijke verdoving

  • Plaatselijke verdoving wordt ook wel 'lokale anesthesie' genoemd.
  • Hierbij wordt slechts een deel van het lichaam gevoelloos echter zonder dat de patiënt in slaap is.
  • Het grote verschil met algehele anesthesie (narcose): bij plaatselijke verdoving worden alleen de pijnzenuwen van een deel van het lichaam geblokkeerd zodat de pijnprikkels de hersenen niet meer bereiken. Plaatselijke verdoving werkt dus niet in op de hersenen.

1. Welke vormen?

  1. Een klein gebied van het lichaam wordt pijnvrij gemaakt door een verdovingsmiddel (anestheticum) ter plaatse onder de huid in te spuiten.
  2. Een andere toegepaste vorm: gel, zalf of spray die wordt aangebracht op de huid of slijmvliezen, bijvoorbeeld bij het inbrengen van een sonde.
  3. Sommige tandartsen gebruiken deze oppervlakkige verdoving bij kinderen vooraleer ze het spuitje geven waarmee de tandzenuw zelf verdoofd wordt.

2. Wat is een loco-regionale verdoving?

  1. Bij een zenuwblok wordt de verdovingsstof rond een grote zenuw of een zenuwknoop (plexus) ingespoten (bijvoorbeeld in de oksel of in de hals). De verdoving moet minstens 15 minuten inwerken vooraleer ze optimaal werkt. Afhankelijk van de dosis en het gebruikte product duurt het 3 tot 6 uur vooraleer de verdoving uitgewerkt is. Dit is bijvoorbeeld het geval als een tandarts een kies in de onderkaak moet behandelen.
  2. Een spinale verdoving kan gebruikt worden om de onderste lichaamshelft te verdoven bijv. bij een liesbreuk, een ingreep aan knie of voet. In de rug lopen vanuit het ruggenmerg grote zenuwen naar het onderlichaam en de benen. De patiënt zit recht of ligt in zijlig met de rug zo goed mogelijk gekromd. De anesthesist verdooft eerst plaatselijk de huid en brengt dan een naald doorheen het ruggenmergvlies tot in de ruimte rond het ruggenmerg waar zich het ruggenmergvocht bevindt. Hier spuit hij een hoeveelheid verdovingsstof in. De verdoving werkt zeer snel en verdooft de onderbuik en de benen. Afhankelijk van het type product en de hoeveelheid duurt de verdoving 1 tot 3 uur, voldoende om bijvoorbeeld een keizersnede uit te voeren.
  3. Een epidurale verdoving verloopt ongeveer op dezelfde manier als een spinale. Hier wordt echter niet doorheen het ruggenmergvlies geprikt maar wordt de verdovingsstof ingespoten in de ruimte daarrond, de epidurale ruimte. Hierdoor duurt het langer (15 tot 30 minuten) vooraleer de verdoving begint te werken. Op de plaats van de naald wordt meestal een kathetertje ingebracht waardoor continu verdovingsstof wordt toegediend zodat deze verdoving veel langer kan aanhouden. Ze wordt vaak toegepast om pijnloos te bevallen en in pijnklinieken.
  4. Voor een operatie aan het onderlichaam of de benen krijgt u een ruggeprik.
  • Daarbij wordt het hele onderlichaam (ongeveer vanaf de navel) verdoofd met begeleiding van bewakingsapparatuur. Er wordt een infuusnaald ingebracht in de arm. Daarna moet men, afhankelijk van de voorkeur van de anesthesist, gaan zitten of op een zij gaan liggen. De ruggeprik is niet pijnlijker dan een gewone injectie. Er wordt een locaal verdovend middel (een anestheticum) ingespoten in de ruimte van het ruggemergvocht. Hierbij kan het ruggenmerg niet gekwetst worden daar de inspuiting lager gegeven wordt. Als de verdoving is ingespoten, worden de benen warm en gaan ze tintelen. Later worden ze gevoelloos en slap evenals de rest van het onderlichaam. Afhankelijk van het gebruikte middel kan het 3 tot 6 uur duren voordat de verdoving volledig is uitgewerkt.
  • Mogelijke complicaties:

1. als bijwerking kan een lage bloeddruk optreden.

2. De verdoving strekt zich uit tot de blaas: het plassen kan daardoor moeilijker worden.

3. Het komt voor dat er rugpijn ontstaat op de plaats waar de prik is gegeven. Dit heeft te maken met de houding tijdens de operatie. De klachten verdwijnen meestal binnen enkele dagen.

3. Waarom kiest de arts voor lokale verdoving?

  1. bij patiënten die gemakkelijk misselijk zijn of braken na een algemene narcose,
  2. bij patiënten die een dringende ingreep moeten ondergaan maar die niet nuchter zijn,
  3. bij bepaalde ingrepen is de langere pijnstilling na een ingreep wenselijk,
  4. bij urologische en orthopedische operaties: het bloedverlies verminderen tijdens de operatie,
  5. een plaatselijke verdoving is minder zwaar dan een algemene anesthesie: ze legt de werking van de darmen niet stil en opnieuw eten en drinken kan sneller.

4. Werkt een plaatselijke verdoving altijd?

  • In 1 tot 10% van de gevallen werkt ze niet of onvoldoende. Dan kan de arts beslissen de dosis van het product te verhogen, de epidurale katheter opnieuw te steken of alsnog over te gaan tot algemene anesthesie.
  • Een lokale verdoving zal moeilijker inwerken op een plaats waar er een ontsteking bestaat. Dat verklaart waarom bijvoorbeeld een ontstoken tand veel moeilijker te verdoven is.

5. Wanneer is lokale of locoregionale verdoving niet mogelijk?

  1. Bij operaties in de borstholte of de buikholte boven de navel (hart, longen, darmen, galblaas) zou ook de ademhaling en de werking van het hart worden stil gelegd.
  2. Bij sommige operaties die lang duren of waarbij de patiënt in een niet al te comfortabele houding op de operatietafel moet liggen.
  3. Bij patiënten die de operatie niet bewust willen meemaken.
  4. In dringende gevallen: men kan niet wachten tot een plaatselijke verdoving werkt.
  5. Bij patiënten die een bloedverdunner nemen wordt geen spinale of epidurale verdoving toegepast of zal gevraagd worden de bloedverdunnende behandeling enige tijd voor de ingreep te stoppen.

6. Welke verwikkelingen kunnen zich voordoen?

  1. Geïrriteerde zenuwen waardoor er enkele weken, soms zelfs maanden, tintelingen gevoeld worden.
  2. Wanneer de zenuw geraakt wordt, kan ter plaatse een kleine bloeduitstorting optreden die druk uitoefent op de zenuw waardoor de werking ervan tijdelijk belemmert.
  3. Na een spinale verdoving kan hevige hoofdpijn optreden achteraan in het hoofd en in de nek. Dit kan gebeuren als het gaatje in de ruggenmergvliezen zich na het terugtrekken van de naald niet sluit. Dan lekt er ruggenmergvocht doorheen met (soms dagenlange) hoofdpijn als gevolg.