Chemotherapie: en de bijwerkingen

Chemo en bijwerkingen

Chemotherapie vormt een ernstige aanslag op het lichaam van de zieke. Dat komt omdat zowel de zieke als de gezonde cellen krijgen ervan langs door de medicatie. Dat blijft niet zonder gevolgen. Denk hierbij aan haaruitval, diarree, misselijkheid, gewichtsverlies en eetstoornissen. Voor de zieke zelf, maar ook voor zijn of haar omgeving, is het goed om op voorhand de mogelijke bijverschijnselen te kennen. Dit artikel poogt iedereen die in contact komt met chemotherapie een eind op weg te helpen.
 

Bijwerkingen bij chemotherapie hoezo?

  • Misselijkheid, braken en haaruitval als gevolg van de natuurlijke reactie van het lichaam op de vreemde stoffen die het lichaam binnendringen.
  • Sommige patiënten hebben veel last van bijwerkingen, anderen merken er weinig van. De ernst van de bijwerkingen heeft niets te maken met het resultaat van de behandeling. Als u veel hinder heeft van bijwerkingen, mag u daaruit niet op voorhand opmaken dat de chemotherapie een goed effect op uw ziekte heeft. Of omgekeerd: heeft de patiënt weinig bijwerkingen dan wil dat niet zeggen dat de medicijnen niet aanslaan.
  • De meeste bijwerkingen verdwijnen na de behandeling.
  • Bepaalde cytostatica kunnen blijvende schadelijke gevolgen hebben, zoals onvruchtbaarheid of beschadiging van de huidzenuwen of van het gehoor.

Bijwerkingen: een hele waslijst.

1. Smaakverandering/verlies eetlust.

Ook als u niet misselijk bent, kan chemotherapie uw eetlust wegnemen of uw smaak sterk veranderen. Na de behandeling wordt uw smaak en reuk meestal (maar niet altijd) weer zoals vroeger.

2. Diarree

Chemotherapie kan leiden tot diarree. U moet uw arts verwittigen indien de diarree langer dan 24 uur aanhoudt of indien het gepaard gaat met pijn en krampen. In ernstige gevallen, kan de dokter anti-diarree medicatie voorschrijven. Gebruik in geen geval op eigen houtje medicatie.

3. Constipatie

Sommige chemotherapiemedicijnen en medicijnen tegen misselijkheid en braken veroorzaken constipatie. Indien u last krijgt met de stoelgang, kan uw arts u een laxerend middel voorschrijven. Gebruik geen laxerende middelen die niet zijn voorgeschreven door uw arts.

4. Problemen met de mond, het tandvlees en de keel

Sommige cytostatica hebben invloed op het mondslijmvlies. Zij veroorzaken pijnlijke zweertjes in de mond en / of keel. Dit wordt stomatitis of mucositis genoemd. De tong kan beslagen zijn en zwellen waardoor slikken en eten moeilijk worden. Het kan ook zijn dat zij het slijmvlies uitdrogen waardoor het vlugger geïrriteerd geraakt en gemakkelijker gaat bloeden.

5. Huidproblemen

Chemotherapie kan uw huid kwetsbaar maken. Uw huid kan rood of bleek worden, jeuken, droogt snel uit en is gevoeliger voor zonlicht. Nagels kunnen donkerder, broos of geel worden of afbreken. De meeste van deze nevenwerkingen zijn hinderlijk, maar niet ernstig. Het is belangrijk uw huid en nagels goed te verzorgen.

6. Haaruitval

  • Bij een aantal vormen van chemotherapie zult u uw haar verliezen. Dat gebeurt meestal 2 tot 3 weken na het begin van de therapie. Vaak gebeurt het in korte tijd, tijdens het kammen, tijdens het douchen of bij het aan- en uitkleden. Soms is dat pijnlijk of gaat het gepaard met jeuk.
  • Haarverlies kan optreden over heel het lichaam, dus ook ter hoogte van aangezicht (wenkbrauwen, wimpers), armen, benen en schaamstreek. Er zijn geen goede maatregelen om haarverlies te voorkomen. Het is wel belangrijk dat uw hoofdhuid beschermd blijft met een pruik, een pet..., niet alleen om esthetische redenen, maar ook om afkoeling te vermijden.
  • U krijgt een attest, zodat u (een deel van) de kosten van een pruik kunt terugvorderen van uw ziekenfonds.
  • Haarverdunning of –verlies is therapieafhankelijk. Sommige middelen veroorzaken helemaal geen haaruitval. Zolang de chemotherapie duurt, komt het haar meestal niet terug. Bij elke volgende toediening ontstaat er immers weer een nieuwe zwakke plek in het haar. Het haar begint meestal 2 tot 3 maanden na het stoppen van de therapie terug te groeien.
  • Het haar kan anders terugkomen (kleur en uitzicht van het haar).

7. Sneller moe en/of futloos

  • Chemotherapie kan de levensduur van de rode bloedcellen verkorten en verstoort de aanmaak van nieuwe bloedcellen. Hierdoor ontstaat bloedarmoede of anemie. Bij een tekort aan rode bloedcellen krijgen de spieren en organen te weinig zuurstof om hun werk goed uit te voeren. Daardoor kunt u moe en futloos worden, u kunt duizelig worden en bleek zien, u kunt last hebben van concentratiestoornissen, enz.
  • De vermoeidheid van een kankerpatiënt verschilt van gewone dagelijkse vermoeidheid. Zij hangt niet samen met activiteit, en rusten of slapen helpt niet altijd. De vermoeidheid kan lang aanhouden, of zelfs pas na lange tijd opduiken. Maar nadat de behandeling gestopt is,vermindert de vermoeidheid toch geleidelijk aan. Als u merkt dat u sneller moe of futloos bent, minder energie hebt, praat hier dan over met u arts. Hiervoor bestaan verschillende oorzaken, vaak is dit niet louter te verklaren door de invloed van uw chemotherapie op uw rode bloedcellen.
  • Chemotherapie belast u niet alleen lichamelijk maar ook mentaal. Tijdens uw behandeling zal het aantal rode bloedcellen dat u heeft regelmatig worden getest. Indien daarbij zou blijken dat u met een te laag aantal rode bloedcellen te maken heeft, kan een bloedtransfusie noodzakelijk zijn. U zult zich snel beter voelen na een bloedtransfusie, maar het effect is slechts van tijdelijke aard. Soms zal de arts medicatie voorschrijven om de rode bloedcel aanmaak te stimuleren: ijzer, foliumzuur, vitamine B12 of erythropoëtine (EPO).

8. Verhoogde kans op infecties

  • Chemotherapie kan uw vatbaarheid voor infecties verhogen. Dit is het gevolg van de inwerking van de chemotherapie op het beenmerg. Hierdoor kan het beenmerg minder witte bloedcellen aanmaken en het zijn net deze cellen die infecties in het lichaam bestrijden.
  • Een infectie kan overal opduiken maar begint vaak in de mond, de huid, de longen, de urinebuis, het rectum of de voortplantingsorganen. Tijdens uw behandeling zal het aantal witte bloedcellen regelmatig worden getest. Eventueel zal aangepaste medicatie worden gegeven die de aanmaak van witte bloedcellen stimuleren. Soms zal het nodig zijn om de behandeling uit te stellen of om de toegediende dosis te verlagen. Bij sommige vormen van kanker, zoals leukemie, worden zeer hoge dosissen cytostatica gebruikt waardoor het beenmerg volledig wordt afgebroken. Dat moet dan vervangen worden via transplantatie van stamcellen. De stamcellen zorgen voor herstel van het beenmerg. Gezonde, goedwerkende stamcellen nemen in het beenmerg de plaats in van beschadigde stamcellen.

9. Pijn

  • Het toedienen van chemotherapie doet zelden pijn. Cytostatica kunnen wel bepaalde nevenwerkingen hebben die pijn veroorzaken. De geneesmiddelen kunnen de zenuwen aantasten en zo een verdoofd, tintelend gevoel of pijnscheuten veroorzaken, vaak in de vingers of de tenen.
  • Bepaalde cytostatica veroorzaken ook pijnlijke zweertjes in de mond, spierpijn of maagpijn.
  • Sommige producten veroorzaken hoofdpijn. Ook bij toediening van cytostatica in het ruggenmergvocht of het hersenvocht ontstaat hoofdpijn. Vertel uw arts waar u pijn heeft, hoe de pijn aanvoelt, hoe lang ze duurt, waardoor ze verergert, enz.

10. Griepsyndroom

Sommige mensen ontwikkelen na toediening van de chemotherapie griepsymptomen zoals spierpijn, hoofdpijn, vermoeidheid, koorts. Deze symptomen kunnen 1 tot 3 dagen aanhouden. Indien u deze symptomen vertoont, overlegt u best met uw arts om infecties uit te sluiten.

11. Effecten op de nieren en blaas

  • Sommige cytostatica kunnen de blaas irriteren en tijdelijke of definitieve schade aan de nieren toebrengen. Uw arts kan u vertellen of de medicijnen die u krijgt deze bijwerkingen kunnen hebben. Veel drinken na een behandeling met chemo kan helpen problemen te voorkomen.
  • U moet uw arts zo snel mogelijk inlichten indien u te maken krijgt met een van de volgende symptomen:
  1. een pijnlijk of brandend gevoel bij het urineren;
  2. frequent urineren;
  3. plotselinge aandrang om te urineren;
  4. rode of roze urine of bloed in de urine;
  5. koorts.

12. Effecten op de spieren en het zenuwstelsel

  • Chemotherapie kan het zenuwstelsel aantasten. Dit kan zich uiten in een tintelend of brandend gevoel in de handen en/of de voeten, zwakte of gevoelloosheid in handen en/of voeten, evenwichtsstoornissen, onhandigheid, problemen met het oprapen van dingen of het knopen van kleding, stapproblemen, kaakpijn, maagpijn en constipatie.
  • Sommige cytostatica kunnen oorsuizen tot gevolg hebben of beschadiging van het gehoor geven. Als u van deze bijwerking last krijgt, is het verstandig uw behandelend arts hiervan op de hoogte te brengen.
  • Sommige cytostatica kunnen ook de spieren beïnvloeden, de spieren worden dan zwak, moe of stram. De problemen met het zenuwstelsel en de spieren zijn meestal van voorbijgaande aard. In bepaalde gevallen moet bij deze problemen medisch ingegrepen worden. Verwittig daarom steeds uw arts.

13. Effecten op andere organen

Sommige cytostatica kunnen blijvende schade aanrichten aan organen zoals het hart, de longen en de lever. Indien u met een van dergelijke cytostatica wordt behandeld, zal er tijdens medische controles extra aandacht worden geschonken aan het eventuele optreden van deze bijwerkingen. Door sommige producten wordt de zout-waterbalans in het lichaam verstoord, waardoor water opgeslagen, vooral in de voeten en vingers die opzwellen.

14. Invloed op de seksualiteit

  • Door de bijwerkingen van de chemotherapiekuren kan uw zin in vrijen verminderen. De behoefte aan tederheid en aan elkaar knuffelen, daarentegen, kan juist toenemen. Praat met uw partner over uw gevoelens. Vraag zo nodig professionele hulp als u er samen niet uitkomt, of als u het gevoel hebt dat u samen een steun in de rug goed kunt gebruiken.
  • Uw vagina kan droger zijn als gevolg van de behandeling. Gebruik zo nodig een glijmiddel tijdens het vrijen.
  • Restanten van de medicijnen die bij chemotherapie gebruikt worden, kunnen in uw lichaamsvocht zitten – dus ook in sperma. Het is daarom veiliger om in de chemotherapie periode tot 48 uur na de laatste chemotherapie toediening, met een condoom te vrijen.

15. Invloed op de vruchtbaarheid

  • Zowel bij mannen als bij vrouwen kan chemotherapie de vruchtbaarheid aantasten. Bij sommige mensen herstelt de vruchtbaarheid zich weer, bij anderen is de onvruchtbaarheid blijvend. Of u hiermee te maken zal krijgen, kunt u het beste met uw specialist bespreken.
  • Het is sterk aan te raden om niet zwanger te worden in de periode dat u chemotherapie krijgt tot één jaar na de chemotherapie. Bespreek dit met uw arts.
  • Bij kinderen van vrouwen die na hun behandeling met cytostatica zwanger zijn geworden, zijn niet meer aangeboren afwijkingen aangetoond dan bij kinderen van vrouwen die geen chemotherapie ondergingen.
  • Ook bij kinderen van mannen die na hun behandeling hun kind hebben verwekt, zijn niet meer aangeboren afwijkingen aangetoond dan bij kinderen van mannen die geen chemotherapie ondergingen.

1) Voor de man

  • Chemotherapie kan het aantal zaadcellen en hun beweeglijkheid verminderen. Dit kan leiden tot tijdelijke of blijvende onvruchtbaarheid. Bespreek mogelijke gevolgen met uw behandelende arts. Als er een kinderwens is kan u sperma laten invriezen.
  • Chemotherapie kan moeilijkheden geven bij het ontwikkelen van een erectie.
  • Chemotherapie kan schade brengen aan de chromosomen. Mannen die chemotherapie krijgen, moeten daarom voorbehoedmiddelen gebruiken om geen zwangerschap te veroorzaken.

2) Voor de vrouw:

  • Chemotherapie heeft een invloed op de eierstokken en kan het aantal hormonen verminderen. Dit kan leiden tot tijdelijke of blijvende onvruchtbaarheid. Bespreek mogelijke gevolgen met uw behandelende arts.
  • Wanneer onvruchtbaarheid optreedt en hoe lang de onvruchtbaarheid duurt, hangt van vele factoren af (type van chemotherapie, de dosis van de chemotherapie en de leeftijd van de patiënt).
  • Chemotherapie kan menopauzale klachten geven zoals warmte-opwellingen (‘vapeurs’) en vaginale slijmvliezen die veel droger zijn. Dit geeft op zijn beurt een verhoogd risico op het ontwikkelen van blaasinfecties. Dergelijke infecties moeten onmiddellijk behandeld worden.
  • Ook kan de kans op osteoporose (botontkalking) toenemen.
  • Afhankelijk van de toegediende cytostatica kan de menstruatie onregelmatiger worden of geheel verdwijnen. Ook kunnen de bloedingen heviger worden. Zonodig kan uw arts ‘de pil’ voorschrijven om die bloedingen tegen te gaan. Bij jonge vrouwen herstellen die zich meestal na de behandeling, bij oudere vrouwen kan dit leiden tot vervroegde menopauze.
  • Als kanker wordt vastgesteld bij een zwangere vrouw, zal geprobeerd worden de chemotherapiebehandeling uit te stellen tot na de geboorte van de baby. Indien dit onmogelijk is zal de therapie toch uitgesteld worden tot na de 12de week van de zwangerschap. In sommige gevallen kan een zwangerschapsbeëindiging aangewezen zijn.

Links

Wat is eigenlijk chemotherapie?

Voeding- en andere tips bij een chemobehandeling